derde landen een plan-lardinois? mansholts erfgoed 11 Een andere vorm van continuiteit welke is te verwachten, is de grote belangstelling voor verhouding van de EEG landbouwpolitiek tot de rest van de wereld. Voor Neder landers mag deze belangstelling vanzelfsprekend schij nen, de korte periode dat de Italiaanse Commissaris de landbouwzaken behartigde, heeft aangetoond dat het ook anders kan. De heer Mugnozza leek uisluitend geïnteres seerd in de regelingen voor groenten en fruit waarin zijn land bepaalde veranderingen wilde zien aangebracht. Mansholt heeft de zogenaamde Kennedy-ronde, die in 1967 afgesloten werd, aangegrepen om de landbouwpoli tiek welke aanvankelijk alleen diende om de grenzen binnen de EEG open te maken, ook voor de rest van de wereld acceptabel te maken. Hij heeft toen voorgesteld om op wereldschaal te komen tot een bevriezing van de bestaande handelsbelemmeringen hoe verschillend ook van vorm, en om afspraken te maken voor een geleidelij ke afbraak van deze bescherming in alle landen. Mansholt heeft ook ideeën naar voren gebracht voor een gemeenschappelijk beheer van wereldvoorraden. Het heeft allemaal niet veel succes gehad, omdat de Ameri kanen wantrouwen koesterden tegenover deze voorstel len die wel een heleboel zaken overhoop haalden en tot beperking van nationale bevoegdheden zouden leiden, maar die geen enkel direct handelsvoordeel voor de Amerikanen leek op te leveren. Bij zijn afscheid heeft Mansholt nog eens duidelijk gesteld, dat hij de verlangens van de Amerikanen naar grotere afzet in de Europese Gemeenschap niet al te ernstig wenst te nemen. President Nixon mag het jaar 1973 dan aan Europa willen wijden en zijn ministers mogen dreigende woorden spreken over het Europees protectionisme, Mansholt vindt dat het werkelijke pro bleem bij de handel met de ontwikkelingslanden ligt. Deze mensen „aan onze achterdeur", zegt Mansholt, hebben onze hulp nodig en dan moet de „mijnheer aan de voordeur", de Verenigde Staten, maar even wachten, ook „als die meneer aan de voordeur een koevoet in de hand heeft" (Haagsche Post, 6.1.'73). De belangstelling van Ir. Lardinois voor de reactie van buiten de EEG op het Europese landbouwbeleid zal niet minder zijn dan die van Mansholt. Bij de komende onderhandelingen in het kader van de zogenaamde Nixon-ronde zal hij er nog veel mee te maken krijgen. Er zal echter een dimensie bij komen, namelijk de verhouding tot de Oost-Europese landen. Minister Lardinois heeft weinig gelegenheden voorbij laten gaan om zich in Oost-Europese landen op de hoogte te stellen van de landbouwkundige ontwikkelin gen. Voor Nederlandse agrarische produktiemiddelen zijn de grote landbouwgebieden van deze landen een belang rijk afzetgebied. Dat geldt bijvoorbeeld voor fokvee en ook voor kassen. De produktie van dit uitgangsmateriaal zijn ten dele voor de consumptie in de producerende landen maar voor een belangrijk deel voor de uitvoer naar West-Europese landen. Op die wijze kunnen deze landen de invoer betalen van industrieprodukten welke zij voor hun economische groei hard nodig hebben. Dat hier de moeilijkheden uit kunnen voortvloeien, hebben de Nederlandse tuinders ondervon den. Sinds 1958 is de uitvoer van de EEG-landen naar het Oostblok vijf maal zo groot geworden, terwijl omge keerd de in hoofdzaak agrarische uitvoer vari het Oost blok naar de Europese Gemeenschap verviervoudigd is. Aangezien de leden van de Europese Gemeenschap nog steeds geen gemeenschappelijk beleid tegenover deze landen met staatshandel hebben, ligt hier een belangrijke taak voor de nieuwe Europese landbouwcommissaris waarop hij, gezien zijn kennis van de agrarische ontwik kelingen in deze landen, goed is voorbereid. De periode van het Brusselse bewind van dr. Mansholt is gekenmerkt door vele naar hem genoemde „plannen". Voor zover bekend heeft Mansholt zelf nooit zijn eigen geesteskinderen als plannen aangekondigd maar het is de spraakmakende pers geweest die deze titel toevoeg de. Het eerste „Plan Mansholt" nadat hij commissaris voor landbouw was geworden, betrof de grondslagen van de gemeenschappelijke landbouwpolitiek; hiertoe was Mansholt krachtens het Verdrag verplicht. Later kwam een opeenvolgende reeks van „plannen" die in feite koppel- verkopenwaren van een aantal maatregelen die voor elk van de ministers van Landbouw van de EEG zowel een gunstige als een vervelende kant inhield op deze wijze kon hij het veelkoppige orgaan van de Gemeenschap, de Raad van Ministers, temmen en tot besluiten brengen. In een nog later stadium heeft Mansholt verschillende plannen voor de structuurpolitiek in de EEG gelanceerd en wel in een vorm die gemakkelijk door niet-ingewijden na te vertellen is geweest; of met deze vereenvoudigingen de zaak van de landbouw gediend is geweest, is in land- bouwkringen sterk betwijfeld. Het lijkt niet de stijl van ir. Lardinois, dat er nu spoedig over een „Plan-Lardinois" zal worden gesproken. Als minister volgde Lardinois de weg van het verwerven van vertrouwen door het tonen van deskundigheid en vast houdendheid. Tekenend is wat dit betreft een uitspraak van Lardinois' tegenvoeter, zowel in Nederland als in Europa, ir. Vredeling In een gelegenheidsartikel over Lardinois schrijft Vredeling dat zijn politiek oordeel over hem niet gunstig is: „Teveel was zijn devies: pappen en nathouden. Geen experimen ten. Houden wat je hebt, want je weet niet wat je krijgt". Ondanks deze politieke onvoldoende, moet Vredeling in hetzelfde artikel constateren, dat het nooit tot belangrijke botsingen is gekomen tussen minister Lardinois en de oppositie. „In feite is de Kamer - en de oppositie - (zo schrijft Vredeling) veel te welwillend voor hem geweest. Dat dit zo was is zijn persoonlijke verdienste". (Voeding, orgaan van de AVB, 10-173). Geen plannen-Lardinois dus? Laat niemand verbaasd zijn wanneer de Europese pers zich niet los kan maken van de traditie Mansholt en dat in een persconferentie van Lardinois gemeld wordt dat deze Nederlandse landbouw commissaris een nieuw plan de wereld heeft ingestuurd. De Europese pers is het er over eens dat de portefeuille voor landbouw één van de drie belangrijkste taken van de Commissie omvat. De andere twee zijn „externe betrek kingen", toegevallen aan de Brit Soames, en „economi sche en monetaire aangelegenheden", dat naar de Duit ser Haferkamp is gegaan. De taken van Soames en Haferkamp zijn belangrijk omdat er nog zoveel op deze gebieden moet gebeuren, wil de Europese Gemeenschap levensvatbaar blijven; Lardinois krijgt het beheer over een sector waarvoor reeds veel tot stand is gekomen en die zowel in financieel opzicht als wat betreft de Europese

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 13