aflossing van de wacht in brussel In een uitzonderlijk korte vergadering op 6 januari jl. is de nieuwe Europese Commissie het eens geworden over de verdeling van de werkzaamheden. Daarbij werd besloten, dat de portefeuille van de landbouw wederom aan een Nederlander toevalt: ir. P. J. Lardinois. Het is misschien een goed moment om eens wat vergelijkingen te maken tussen de twee groene Europeanen, Mansholt en Lardinois, en een blik in de nabije toekomst van het Europese landbouwbeleid te werpen. continuïteit 10 drs. m. I. de heer Hoewel er groot verschil is in politieke achtergrond en in persoonlijkheid tussen de heren Mansholt en Lardinois, zal het optreden in de Europese Commissie van weer een Nederlandse oud-minister van Landbouw een stuk conti- nuiteit betekenen. Een belangrijk voorbeeld daarvan zal ongetwijfeld zijn het voeren van regelmatig overleg met het bedrijfsleven, in het bijzonder met de boerenorganisa- ties. Aan Mansholt komt de eer toe, dat hij als jong minister na de tweede wereldoorlog voor dit overleg met de leiders van de landbouworganisaties de grondslag heeft gelegd. Mansholt ging ervan uit dat de maatregelen van de overheid op den duur schipbreuk moeten leiden wanneer de meest betrokkenen bij de voorbereiding ervan geen inspraak hebben gehad. En inspraak heeft geen werkelijke betekenis wanneer daartoe alleen de mogelijkheid is wanneer het de bewindsman goed uit komt. De regelmaat van het maandelijkse overleg, zoals dat nu door het Landbouwschap wordt gevoerd, is onder Mansholt een verworven recht geworden, waaraan geen enkele bewindsman zich meer zal onttrekken. Dit Nederlandse regelmatige overleg is ook een uniek verschijnsel in West-Europa. In andere landen zijn de ministers van Landbouw wel bereid om landbouwvoor- mannen te ontvangen, maar het heeft toch steeds iets van wat het best met het ouderwetse woordt „audiëntie" omschreven kan worden. In Groot Brittannië en Frankrijk bestaat (bij het laatste land slechts sinds kort) de traditie van een jaarlijks overleg over landbouwpolitieke onderwerpen. Het feit van het regelmatige overleg betekent niet dat het altijd koek en ei tussen de gesprekspartners is geweest. Mansholt gebruikt de bijeenkomsten nog wel eens om de boerenvoormannen eens flink zijn waarheid te vertellen. Zelfs heeft hij in 1962, toen hij al in Brussel zat, nog eens een tocht naar Den Haag gemaakt om daar de gezamenlijke voorzitters van boeren en arbeiders organi saties de les te lezen over volgens hem verkeerde inzichten over de hoogte van de graanprijzen. Mansholt heeft ook in Brussel het regelmatige overleg ingevoerd. Gemiddeld elke twee maanden is er een gesprek geweest met het Presidium van het COPA. Hij heeft daarbij nogal eens de klacht geuit, dat hij slechts zelden (zoals hij dat in Nederland gewend was) de voorzitters van de landbouworganisaties aan de andere kant van de tafel zag, maar hun plaatsvervangers. Toch heeft hij stug volgehouden, wellicht ook omdat hij begreep, dat zijn positie in Brussel niet zo machtig was als waarop hij krachtens het Verdrag recht had en dat de geringe belangstelling van de voorzitters van de landbouw organisaties op die realiteit was afgestemd. Een ieder neemt stilzwijgend aan dat Lardinois de traditie van het regelmatige overleg zal voortzetten, zoals trou wens ook in de driekwart jaar reeds is gebeurd, toen de Italiaan Scarascia Mugnozza de agrarische zaken waar nam en Mansholt President van de Europese Commissie was.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 12