9 mr. r. j. van beekhoff, voorzitter van de raad van toezicht van de centrale bank voorzitter van de centrale kringvergadering geheel. Daarvoor zijn we lid van de Centrale Kringverga dering! Misschien is dat soms moeilijk, maar dat is ook het perspectief van ons werk. Alleen zó wordt de ontmoeting zinvol. De veelheid van leden kan ook tot gevolg hebben, dat we misschien meer dan vroeger ons moeten aanwennen eerst eens onderling te discussiëren, in de zin van het peilen van de mening van de Centrale Kringvergadering zelf. Als dan die mening duidelijk wordt, een bepaald probleem zich aftekent of een bepaalde vraag naar voren komt, kan de „gesprekspartner" bij monde van een lid van de Raad van Beheer of de Hoofddirectie als het ware de hele vergadering ineens antwoorden. Repliek en dupliek moeten mogelijk blijven, maar op deze wijze wordt ons overleg vruchtbaarder, duidelijker en wat zakelijker. Ook dit laatste kan geen kwaad. Het gaat immers vaak over grote zakelijke belangen. Een strenge, kille verzake lijking van ons samenzijn behoeven we overigens niet te vrezen. Dat zou niemand van de aanwezigen ook mij niet liggen. De persoonlijke noot moet blijven klinken. De toon maakt ook bij ons de muziek. Het gaat er immers om, dat als er verschil van mening mocht zijn - dat kan ook binnen de Centrale Kring zelf voorkomen - we elkaar proberen te overtuigen. En dat overtuigen is niet alleen een kwestie van afwegen van zakelijke argumenten, maar vaak veel meer nog een gevolg van vertrouwen hebben in de persoon, die je ontmoet. Als we dit van welke zijde ook niet kunnen opbrengen zou ons overleg verschralen tot iets dat de naam overleg niet meer verdient. Dan zou onvermijdelijk de organisatie gaan verschralen! Overigens, ik ben daar helemaal niet bang voor en niemand hoeft dat te zijn. Want niemand wil zo'n verschraling. We zouden er niet mee kunnen leven, zelfs al zouden we het willen! Nu we voor de eerste nieüwe Centrale Kringvergadering staan is het echter nuttig enkele dingen, zoals bovenge noemd, naar voren te halen, opdat duidelijk is hoe we ons moeten opstellen. Ik weet, dat we er daar mee nog niet zijn, maar het helpt in de goede richting. Het eigenlijke doel, het goed functioneren van onze Centrale Kring, bereiken we alleen als we ons er allemaal gezamenlijk voor inspannen: de voorzitter, de 132 leden en degenen die van de bestuurs- of toezichthoudende organen van de Centrale Bank deel uitmaken! Ik heb er vertrouwen in, dat we dat willen en kunnen!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 11