de goede richting voor de centrale kringvergadering 8 mr. r. j. van beekhoff Op 21 maart a.s. zal de eerste bijeenkomst van de Centrale Kringvergadering gehouden werden. Mogelijk zullen we dat straks als een hele „gewone" vergadering ervaren, maar het lijkt me toch passend vooraf op enkele - meest bekende - punten te wijzen. Dat is deze bijeenkomst ook zeer waard. Want de Centrale Kringvergadering is niet alleen zo belangrijk, dat ze onmiddellijk na.de Algemene Vergadering als tweede in het statutaire rijtje van organen voorkomt, zij is vooral gekenmerkt doordat ze de ontmoetingsplaats is tussen onze organisatie in heel zijn breedte en de bestuurs- en toezichthoudende organen van de Centrale Bank. Zelfs van de Algemene Vergadering kan men dit in deze intensieve zin niet zeggen; deze heeft een andere taak en functie. Ontmoetingsplaats. Mag ik dit woord even vast houden? Het past naar mijn gevoel heel goed bij wat in de toelichting op de statuten staat geschreven. Daar vind ik over de Centrale Kringvergadering vermeld: „Het orgaan bij uitstek voor een intensief en snel overleg. Zij bevordert de meningsvorming tussen de leden en draagt hun inzichten uit door haar adviserende taak". Een orgaan dus dat tot overleg bereid en geschikt moet zijn en dat zo nodig een weloverwogen advies moet uitbren gen. Er is nog iets aan dat woord ontmoeten. Je hebt er altijd ten minste twee voor nodig, die ieder hun eigen inbreng hebben. Anders is er geen ontmoeting. In ons geval zijn dat enerzijds de vergadering - en dat is wat anders dan een verzameling van individuele leden - en ander zijds de leden van de Raad van Toezicht, de Raad van Beheer en de Hoofddirectie. Tussen die beiden vindt de ontmoeting, het overleg plaats en het advies is aan één of meer organen van de tweede groep gericht. Al zijn er dus ook in deze ontmoeting twee zijden te onderscheiden, deze zijn heel iets anders dan met geweld bijeen gebrachte, maar elkaar afstotende polen. Want daarmee krijg je geen ontmoeting, dat zou een botsing, een confrontatie met „andersdenkenden" zijn. Natuurlijk kunnen ook wij debatteren, scherp zelfs, maar we doen dat, omdat we in onze ontmoeting een gemeenschappelij ke basis hebben: we moeten in goed overleg de goede weg voor Centrale Bank en organisatie vinden. Iedere zijde heeft daarbij zijn eigen verantwoordelijkheid, maar ieder zal voor zijn deel eraan moeten meewerken, dat de ontmoeting goed verloopt. Ik verwacht, dat we dit zullen moeten leren. Het zou mij verrassen als we onze overlegpraktijk direct al de eerste keer tot in de perfectie zouden blijken te beheersen. In ieder geval zullen we als Centrale Kringvergadering, leden en voorzitter, direct van het begin af een goede aanzet moeten geven. Eigenlijk is onze Centrale Kring iets geheel nieuws. Haar taak en functie zijn nieuw, misschien hier en daar minder concreet dan vroeger, maar rijker en voller naar inhoud. Nieuw ook in die zin, dat de tradities van de oude centrale ring- en kringvergadering duideliijk onderbroken zijn. Ik neem althans aan, dat Eindhoven en Utrecht in hun praktijk toch wel enige verschillen hebben vertoond. De helft van de leden heeft in ieder geval nog niet eerder met de andere helft als leden van hetzelfde orgaan vergaderd. We zullen onze eigen gewoonten en tradities moeten vormen. Enige voorwaarden voor het goed functioneren van de overlegpraktijk liggen voor de hand. De eerste is kennis van zaken van de onderwerpen. Dat legt op de beide partners in het overleg een plicht. Zo dienen Raad van Beheer en Hoofddirectie ervoor te zorgen, dat de leden volledige informatie ontvangen over de zaken, die aan de orde komen. Bedacht dient daarbij te worden, dat niet ieder een insider is in het vaak ingewikkelde bankbedrijf en dat een duidelijke, zo begrijpelijk mogelijke uiteenzet ting nodig is. Dat geldt voor de schriftelijke informatie, de „stukken" bij de agendapunten, maar evenzeer bij de beantwoording van vragen, die door de vergadering worden gesteld. Vragen die, dat moet onder ons vast staan, zinvol en terzake moeten zijn, want de grootste wijze kan niet alle vragen van de zot beantwoorden! De stukken moeten niet alleen uitvoerige informatie geven, maar ook tijdig de leden bereiken. De leden moeten hun zaken kennen, anders staan ze naar de bekende weg te vragen of in het luchtledige te redene ren. Zij moeten tijd hebben de onderwerpen te bestude ren en dat ook werkelijk doen! De Centrale Kringvergadering is een groot lichaam. Er zijn 44 kringen met ieder drie leden, dus in totaal 132 leden. Het gevaar bestaat, dat het „als los zand aan elkaar hangt", en dat is nou juist de bedoeling niet! Door onderling contact - het elkaar allengs leren kennen - wordt dit gevaar op den duur wel iets minder, maar onze vergaderfrequentie van minimaal vier keer per jaar is te klein om het op dat groeiende onderlinge contact te laten aankomen. Gelukkig is er een ander, beter middel om dit gevaar te bezweren. Dat is voor ogen te houden waarvoor we in vergadering bijeen zijn. Allen zijn bestuurslid, lid van de Raad van Toezicht of directeur van een bepaalde bank. Als zodanig kennen we de moeilijkheden en problemen van banken in andere streken vaak niet. We zijn allemaal aangewezen door een bepaalde kring. En alweer: als zodanig weten we niet alles wat in andere kringen leeft. Maar, één ding hebben we allemaal gemeen schappelijk: we zijn leden van hetzelfde orgaan van de Centrale Bank. Als zódanig kunnen we onze eigen inbreng meebrengen, uit de eigen bank of de eigen kring, mits we de eigen inbreng evenals die van andere leden maar altijd zien vanuit het standpunt van het landelijk

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 10