3 is, kunnen de medewerkers van de Cen trale Bank niet goed werken, maar komt vooral de behartiging van de belangen van de lokale banken in het gedrang, althans komt deze niet optimaal tot zijn recht. Het inroepen van het advies van een derde, in dit geval het Bureau Berenschot, dat grote ervaring op dit terrein heeft, was dus een goede, logische stap. Het impliceerde echter van het begin af aan consequenties. Want we mochten ver wachten, dat er nogal wat overhoop ge haald zou worden, dat er heel wat anders zou moeten worden. De thans bekend geworden „hoofdlijnen" laten dit ook zien. Een onvermijdelijk gevolg van onze wil om de Centrale Bank zo goed mogelijk aan de nieuwe situatie aan te passen en haar tot een apparaat te maken, dat de toekomst aan kan. Ook onvermijdelijk is - wij zeggen dit open lijk dat ons nieuwe hoofdstuk, waar van we de opzet nu weten, maar dat in zijn details nog onbekend is, ons nog niet die zekerheid en rust geeft, waar we allemaal, na alle ingrijpende gebeurtenis sen van de laatste jaren, naar snakken. Daarvoor is nog even geduld nodig. Voor de aangesloten banken, maar vooral ook voor vele medewerkers van de Centrale Bank zelf. Elke fusie legt je een paar zure appels voor, waar je doorheen moet bijten! Dit lijkt onze laatste zure appel te worden. Laten we niet vergeten, dat die zure appels toch erg gezond kunnen zijn! Wij willen hier de hoofdlijnen niet be spreken. Als het eindrapport van Beren schot, dat naar verwachting niet lang op zich zal laten wachten, klaar is, hopen wij ook in ons blad de hele structuur van de Centrale Bank uiteen te kunnen zetten. Ook de Raad van Beheer en de Hoofddi rectie - dat blijkt ook duidelijk uit het slot van de mededelingen uit de Hoofdlij nen, die aan het personeel van de Centrale Bank zijn gezonden - willen niets liever dan zo spoedig mogelijk voor allen die bij ons bedrijf betrokken zijn of daarmee in aanraking komen, de zekerheid in het dagelijkse werk terug te brengen. Daar wordt heel hard aan gewerkt, maar het moet weloverwogen, met deskundig ad vies, want er zijn grote persoonlijke en zakelijke belangen mee gemoeid. Wie nu een goede structuur wil opbouwen, die zekerheid en een goed werkklimaat voor vele toekomstige jaren biedt, moet daar enige tijd voor nemen! De aanzet, de hoofdlijnen tekenen zich gelukkig reeds af. Het jaar 1973 zal voor ons allen in ons werk wijziging betekenen. Wijziging, waar op wij voorbereid zijn. De gesprekken en publikaties over het fusiegebeuren hebben daar evenzeer aan meegewerkt als de wijzigingen in allerlei regelingen en werkzaamheden, die zich in de laatste twee jaar geleidelijk voltrokken. In de fusiebesprekingen zijn vooral de organisatorische en bestuurlijke aspecten betrokken geweest. Wij zijn nu in een stadium gekomen, waarin wij met de werkelijkheid van de nieuwe organisatori sche verhoudingen geconfronteerd zullen worden. Ik geloof, dat dit ook tijd werd. In de laatstgehouden Centrale Ring- en Kringvergaderingen heb ik echt het ge voel gehad, dat deze vergaderingen in die samenstelling niet meer pasten. Wij waren gegroeid naar nieuwe organisatorische verhoudingen, waarin wij ons al ingeleefd hadden. De vergaderingen pasten echter in de oude verhoudingen, die formeel nog bestonden, maar feitelijk al voorbij waren. Nu wij onder de nieuwe statuten en reglementen gaan werken, zullen wij ook daaraan moeten wennen. Het begint in de kringen. Alle voorbereidingen zijn en worden getroffen om die kringen te doen functioneren, waartoe ook hoort het for meren van een bestuur dat bij de huidige verhoudingen past. En daarop volgen de twee Centrale Kringvergaderingen. Ook dit is nieuw en dat vereist dat wij ons ervan bewust moeten zijn, dat de eerste Centrale Kringvergadering een voorberei ding is voor de vergaderingen van de kringen; de tweede Centrale Kringverga dering is een vergadering, die na die kringvergaderingen plaatsvindt en waarin om die reden een meer bewuste en defini tieve oordeelsvorming op haar plaats is. Juist in die tweede Centrale Kringverga dering komt het gewicht van de Centrale Kring onder de huidige statuten naar voren. Dan is de adviserende taak van de Centrale Kring, die voor een aantal on derwerpen voorgeschreven is, zich aan het voltrekken. Dit alles is een voorbereiding voor de Algemene Vergadering, die uit een nog veel groter aantal vertegenwoordigers zal zijn samengesteld dan vroeger in Utrecht en Eindhoven al het geval was. Het laatste juist eist een nog veel nauwkeuriger voor bereiding, waartoe die nieuwe organisato rische verhoudingen - met name de in vloed van de Centrale Kring - zullen leiden. In de komende Algemene Vergadering zal bovendien alle aandacht gegeven worden aan het 75-jarig bestaan van het land bouwkredietwezen in Nederland. Die ver gadering zal een jubileumviering worden, die het belang van onze organisatie voor haar leden, maar ook voor de Nederlandse economie in het licht zal stellen. Ik hoop en vertrouw dat die jubileumvie ring nog meer zal doen. Wanneer ik dit zo neerschrijf dan denk ik aan de geest, die onze organisatie in de toekomst moet beheersen naast het nuchtere verstand, dat wij voor ons zaken-doen zo nodig hebben. Een geest van samenwerking, ook tussen hen die vroeger in concurrerende organisaties werkten. Een geest ook van overiag tussen leden en besturen, tussen werknemers en werkgevers. In de toekom stige ontwikkeling van onze organisatie, waarin de zelfverantwoordelijkheid niet alleen van plaatselijke besturen, maar van allen die werken, een overheersende rol zal spelen, is die geest onmisbaar. Wanneer de jubileumviering in het kader van de Centrale Bank ertoe kan leiden, dat die geest van overleg en samenwer king versterkt wordt, dan zal die viering zeer medewerken aan de toekomstige ver dere ontplooiing van onze coöperatieve kredietorganisatie. A. J. Verhage

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 5