twee centrale banken een nieuw jaar Hoe het ook zij, er waren inmiddels plaatselijke banken opgericht. Daardoor ontstond echter ook de behoefte aan een centrale instantie, die kon optreden als bankier voor de „kleintjes" en als centrum van voorlichting, begeleiding en controle. Helaas werd de tegenstelling „1855-ers", ,,1876-ers" tot het uiterste gehandhaafd, want op een vergadering van 29 januari 1898, te Utrecht gehouden, met het alge meen bestuur van de N.B.B. en de centrale Raiffeisencommissie uit deze Bond, werd een voorstel (van de heer Pauwen) aange nomen tot oprichting van twee centrale banken, namelijk één voor de banken volgens de wet van 1855 en één voor de banken volgens de wet van 1876. Ook een voorstel waarbij het verboden werd over en weer banken uit het andere kamp aan te nemen als aangeslotene bij een van beide centrale banken, werd aangeno men. Dit was reden genoeg voor de Noordbra bantse en de Limburgse commissies om zich geheel te distantiëren van de N.B.B. Er zouden dus twee centrale banken wor den opgericht Daarbij wonnen de voorstanders van de Wet van 1876 de race, want reeds op 12 juni 1898 werd de oprichtingsakte gepas seerd van „De Coöperatieve Vereniging van Raiffeisenbanken en Landbouwver- eenigingen te Utrecht" (let op dat „Land- bouwvereenigingen" s.v.p.) met slechts vijf aangesloten banken, namelijk Uithoorn, Wognum, Berkhout, Netterden en Anger- lo. De zwakke band tussen deze Centrale en de N.B.B. bestond daaruit, dat jaarlijks slechts een inspectieverslag aan de Bond zou worden gezonden. Deze band werd weldra geslaakt en evenzo werd de inter confessionele grondslag verlaten. Dit en een verschil over de aansprakelijk heid der leden leidden tot afscheiding van een aantal banken, welke zich verenigden in een centrale bank te Alkmaar. Deze bestond van 1904 tot 1925, waarna de leden van deze groep zich goeddeels bij „Eindhoven" aansloten. Direct na de vergadering van 29 januari en wel op 31 januari 1898 besloten de bestuurders van de Noordbrabantse en Limburgse Boerenbonden om gezamenlijk een eigen Centrale Bank op te richten. Men zag echter wel tegen de hoge kosten op, want vergeet niet dat „een persoon die slechts boekhouder is, doch die met alles op de hoogte is en alleszins te vertrouwen is, reeds een salaris ontvangt van 1.400,-". Dit zou voor de banken teveel zijn, wanneer zich niet minstens honderd zouden aansluiten. Pater Van den Eisen ging een studiereis maken naar Neuwied, de door Raiffeisen gestichte Centrale Bank met 3000 aange sloten banken en kwam vol bewondering en versterkt vertrouwen terug. Opnieuw werden statuten ontworpen, waarbij werd bepaald, dat banken, opge richt volgens de Wet van 1855, zowel als van 1876 zich konden aansluiten - Op 5 december 1898 werden deze statuten op de eerste algemene vergadering van de „leenbanken", zijnde tweeëntwintig in ge tal, te Venlo aangenomen. Nog vór de jaarwisseling, op 24 decem ber, werd de oprichtingsakte gepasseerd van „De Coöperatieve Centrale Boeren leenbank, gevestigd te Eindhoven" (vol gens de Coöperatiewet van 1876) met een beperkte aansprakelijkheid voor haar aangesloten banken en daarmee was de scheiding een feit geworden. Terugblikker kan en wil geenszins zeggen, dat bovenstaande „schets" ook maar in de verte volledig is, zoals u ongetwijfeld ook al hebt opgemerkt. Zijn bedoeling was alleen maar in vogel vlucht te laten zien, hoe uit de Boeren bond de Boerenleenbanken en daaruit weer de beide Centrale Banken ontston den (die nu gelukkig weer samengaan in één Rabobank-organisatie. Het geeft niet altijd een even gelukkig beeld, maar het is alles zo lang geleden gebeurd en er vindt nu een terechte hereniging plaats. Daarom zoi het niet juist zijn een veroordeling uit te spreken over dat wat verleden tijd is; het vastleg gen van feiten is voldoende. Tot een minuut geleden is alles geschiede nis, waarvan de feiten niet meer zijn terug te draaien. Nu begint de toekomst die fouten kan uitwissen, die in het verleden zijn gemaakt. „Möge die Einsicht dass alle Besserung bei uns selber anlangen muss, in diesem neu- en Jahre bei recht vielen erwachen und zur Tat werden, dann, aber auch nur dann wird es uns heute übers Jahr vergönnt sein, auch in wirtschaftlichen und öffent- lichen Leben des Volkes einen allgemei- nen Fortschritt zum Bessern begrüssen zu können". Met deze nieuwjaarsgroet van Vater Raif feisen, uitgesproken in 1884, kunnen wij het in grote lijnen zeker eens zijn.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 39