22 schadevergoeding slachtoffer heeft geleden, door eigen ver zekering gedekt. Wat de materiële schade betreft, is dat doorgaans de all-risk-verze- kering van de beschadigde auto. De in komstenderving van degenen die verplicht verzekerd zijn, wordt hen vergoed krach tens de Ziektewet en de Wet op de Ar beidsongeschiktheidsverzekering. Wie niet verplicht verzekerd is, heeft meestal een andere voorziening op verzekeringsgebied getroffen, waardoor hij voor de inkomsten derving op een verzekeringsmaatschappij kan terugvallen. Wordteen kostwinner door een dodelijk ongeval getroffen, dan zorgen de door of ten behoeve van hem getroffen weduwen- en wezenvoorzieningen er voor, dat zijn nabestaanden niet onverzorgd achterblijven. In een maatschappij met een dergelijke structuur spreekt de ver plichting tot schadevergoeding bij ver keersongevallen minder sterk dan vroeger, toen dergelijke voorzieningen niet of al leen sporadisch voorkwamen. Veelal ziet men dat over het ongeval niet geproce deerd wordt door het slachtoffer, doch door de verzekeringsmaatschappij of de bedrijfsvereniging, die het slachtoffer de schade heeft vergoed en nu regres wil nemen op de dader of de verzekerings maatschappij bij wie deze de wettelijke aansprakelijkheid heeft gedekt. 3. Het meest principiële bezwaar van het huidige stelsel is dat het teveel uit gaat van schuld en verwijtbaarheid, terwijl deze begrippen in het verkeersrecht moei lijk hanteerbaar zijn. De correlatie tussen de verwijtbaarheid - bijvoorbeeld een onvoorzichtige manoeuvre - en de om vang van de aangerichte schade is di kwijls ver te zoeken. Een ieder die met zijn auto aan het verkeer deelneemt, wordt voortdurend geconfronteerd met gevaarlijke situaties, waar hij plotseling op moet reageren. Veelal ervaart men het moderne verkeer veeleer als een massaal verschijnsel waar iedereen aan moet deel nemen en ziet de verkeersschade niet zozeer als veroorzaakt door de fout van een enkeling, doch veeleer als een inci dent dat verband houdt met de enorme omvang van het verkeer. Dit alles heeft er toe geleid, dat veelal van het uitoefenen van verhaalsrecht wordt afgezien, zodra de zaak in de sfeer van de verzekeringsmaatschappijen terecht komt. Tussen de maatschappijen bestaat dikwijls de onderlinge afspraak, dat men niet tot verhaal van verkeersschade zal overgaan; een zogenaamde knock-for-knock agree- ment. Zo'n afspraak berust op de overwe ging, dat het onderling verhaal te kost baar en ingewikkeld is en bovendien, als men de zaak in het groot bekijkt, niets uithaalt; nu eens zal de ene maatschappij de schade aan de tweede maatschappij vergoeden, dan weer is deze maatschappij tot schadevergoeding jegens de eerste ge houden. Heeft een der bij de botsing betrokken auto's geen dekking van de cascoschade, dan wordt de uitoefening van regresrecht echter van belang.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 24