schadevergoeding bij verkeersongevallen 20 prof. mr. p. a. stein het huidige stelsel wettelijke voorzieningen; de wegenverkeerswet Het hier afgedrukte artikel richt de aandacht op een verschijnsel, waar vrijwel iedereen met toenemende zorg tegenaan kijkt: de verkeers ongevallen. En dan speciaal op de gevolgen daarvan: de schadevergoeding aan de slachtoffers, neutraler gezegd aan de betrokkenen. Prof. mr. P. A. Stein, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, heeft thans voor ons een artikel willen schrijven over de juridische verwikkelingen en de moderne ge dachten daaromtrent, die deze schadekwesties oproepen. Wij zijn prof. Stein zeer erkentelijk, dat hij, die vroeger hoofd van de juridische afdeling van de Utrechtse Centrale Bank is geweest, deze moeilijke materie op begrijpelijke wijze heeft willen uiteenzetten. In een volgend nummer hopen wij deze zaak nog van een andere kant te laten belichten, nl. door iemand uit het schadeverzekeringsbedrijf, dat vanzelfsprekend voortdurend met de praktische kant van de schadevergoedingen bij verkeers ongevallen geconfronteerd wordt. Telkens weer worden wij opgeschrikt door het bericht van een ontstellend ver keersongeval. Het is nog maar enkele maanden geleden, toen een groot aantal personenauto's en vrachtauto's tussen de Moerdijkbrug en Breda, overvallen door mistvlagen, in één grote botsing betrokken raakten. Enkele jaren geleden heeft zich een soortgelijk ongeluk afgespeeld op de verkeersweg tussen Amsterdam en Den Haag. De aandacht, de deze grote verkeersonge vallen krijgen, zou ons haast doen verge- ten, dat dagelijks als gevolg van verkeers ongevallen grote schade wordt geleden. Natuurlijk denken wij in de eerste plaats aan het persoonlijke leed, dat daarbij door velen wordt ondergaan. Aan de verkeers ongevallen is echter nog een ander aspect verbonden. De schade, die door de botsin gen en aanrijdingen wordt veroorzaakt, zal soms kunnen worden verhaald op anderen; hetzij op de eigen verzekerings maatschappij, hetzij op de andere persoon of personen, die bij de botsing zijn betrok ken, ofwel op de maatschappij bij wie dezen zich verzekerd hebben. In andere gevallen zal die schade daarentegen moe ten worden gedragen door degene die haar heeft geleden. Dit alles maakt op de buitenstaander een tamelijk ingewikkelde, om niet te zeggen verwarrende indruk; en de vraag zal dan opkomen: kan het niet eenvoudiger? Die vraag zullen wij pas onder ogen kunnen zien, als wij een duidelijk beeld hebben gekregen van de huidige gang van zaken. De huidige regeling is alleen te begrijpen, als wij haar zien tegen de achtergrond van haar ontstaan. Het uitgangspunt is dat als iemand bij een ongeval schade lijdt, deze voor eigen rekening komt en dat de schade alleen op een ander kan worden verhaald, als het ongeval de schuld - in de betekenis van „verwijtbaarheid" - van die ander is veroorzaakt. Dit uitgangspunt ligt vast in Artikel 1401 van het Burger lijk Wetboek: elke onrechtmatige daad, waardoor aan een ander schade wordt toegebracht, stelt degene door wiens schuld die schade veroorzaakt is in de verplichting om deze te vergoeden. Ons Burgerlijk Wetboek is tot stand geko men in de eerste helft van de vorige eeuw en het is begrijpelijk dat een regel om trent de vergoeding van schade, afkomstig uit die periode, niet zonder meer als de meest passende maatstaf wordt beschouwd in een tijd als de onze, waarin het vervoer van personen en goederen zo enorm is toegenomen, hetgeen weer heeft geleid tot toeneming van het aantal verkeersonge vallen en de daarmee gepaard gaande schade. Een eerste wettelijke maatregel ter aan vulling van het stelsel van ons Burgerlijk Wetboek was de Motor- en Rijwielwet van 1925, die in 1951 werd vervangen door de Wegenverkeerswet. In Artikel 31 van laatstgenoemde wet wordt bepaald, dat de eigenaar van het motorrijtuig aansprake lijk is voor de met het motorrijtuig ver oorzaakte schade, tenzij hij aannemelijk maakt dat de aanrijding te wijten is aan overmacht. Men neemt algemeen aan, dat onder „overmacht" in Artikel 31 van de Wegenverkeerswet een gebrek van het motorrijtuig niet is begrepen. Wanneer dus plotseling de rem defect raakt, is de eigenaar van het motorrijtuig aansprake lijk voor de daardoor veroorzaakte schade, ook al treft hem geen enkel verwijt; bijvoorbeeld wanneer hij het motorrijtuig regelmatig door zijn garage heeft laten onderhouden en controleren. Het toepassingsgebied van Artikel 31 van de Wegenverkeerswet is overigens be perkt. Zo is met name het geval dat twee rijdende motorrijtuigen met elkaar in bot sing komen, aan de werking van Artikel 31 van de Wegenverkeerswet onttrokken. Dan geldt de algemene regel, dat de ene eigenaar van het motorrijtuig de andere alleen aansprakelijk kan achten, als die ander enig verwijt treft. De toepassing van artikel 31 van de Wegenverkeerswet is ook

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 22