de heer hudig: verplichtingen naar twee zijden, contact en overleg onmisbaar 13 gesprek van de redactie met ir. j. w. hudig „Waf me uit die tijd en ook nu nog in de managersfunctie geboeid heeft: de mensen, met hun verschillende kwali teiten en verschillende karaktereigenschappen. Daarnaast het contact met de coöperaties, vooral ook met de banken in de organisatie. Niet bij openingen of jubilea. Ook nog wel bij de dialoog bij de ringvergaderin- gen, maar het meest trokken mij de gesprekken met de individuele banken, die hun eigen problemen ter sprake brachten. Omdat, wanneer je dat niet kunt en er niet van op de hoogte bent hoe de problemen in de organisatie liggen, je een stuk informatie mist om beleid te voeren". We spraken met de heer Hudig over de tijd, waarin hij lid van de directie van de Utrechtse Centrale Bank was. Het nevenstaande is een aantekening midden uit ons gesprek, maar zij lijkt ons een heel goed herkenningspunt voor allen, die vooral in de Raiffeisenorganisatie in de afgelo pen jaren nauw met de heer Hudig te maken hebben gehad. Een man om rustig mee te praten, die zijn oordeel pas weloverwogen geeft en daarbij steeds begrip voor persoonlijke of andere omstandigheden wilde laten mee tellen. Hij zal zelf de laatste zijn om te beweren, dat hem dat altijd is gelukt. Een gezonde ontvankelijkheid voor humor en dat heimelijk tikkeltje zelfspot, dat daar mee altijd gepaard gaat, zou hem daar al van weerhouden. Maar toch, niemand zal betwisten, dat de heer Hudig een man was, van wie we een gerijpte mening verwachtten en ook meestal kregen. Geen flamboyante figuur, dat type roept hij helemaal niet op. Wel - voor de kenner - vasthoudend aan een eenmaal ingenomen standpunt of gevormde mening! Ook dat past bij zijn aard. Maar toch steeds met een open oor en, wij mogen ook dat zeggen, met een open hart voor de ander! Het past ook geheel bij de heer Hudig, dat hij zijn afscheid „zo rustig mogelijk" wilde houden. Een artikeltje in het blad was, na enig nadenken, akkoord, maar geen „snorkende" verhalen! Wij zullen ons daaraan houden. De heer Hudig kwam in december 1964 bij de Utrechtse Centrale Bank. Eerst een jaar in het Bestuur, opvolger van de bekende Barend Biesheuvel en daarna, na het vertrek van de heer Keijser, diens opvolger in de directie. Wij vroegen hem naar „de geestelijke bagage", die hij meebracht. „Ik ben begonnen in de voor-oorlogse crisistijd bij Sociale Zaken, de werkverschaffing, als adjunct-inspec teur. In de oorlog van hoofdinspecteur aan het departe ment overgegaan van Sociale Zaken naar Landbouw als Inspecteur in Algemene Dienst voor de contacten met

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 15