ideële druk op
het agrarisch
bedrijf
Er zijn in onze maatschappij
vele groepen van mensen,
die optreden als kampioen voor
een ideëel doel, dat alleen maar
bereikt kan worden, wanneer
er ook door anderen materiële
offers voor worden gebracht.
dierenbescherming
10
drs. m. I. de heer
Ook van de agrarische bedrijfstak wordt met een zekere
regelmaat een offervaardigheid gevraagd voor bijvoor
beeld de verbetering van het milieu, de ontwikkelingslan
den of de bescherming van dieren. Zolang het om vragen
van offers gaat, is er nog weinig aan de hand, maar
wanneer de volksvertegenwoordiging van het ideële be
lang is overtuigd, dan zijn het wettelijke maatregelen, die
tot het doen van offers kunnen dwingen. Men doet dus
goed zich tijdig te verdiepen in argumenten van wat men
zou kunnen noemen: de ideële pressiegroepen.
Zoals met bijna alles wat met publiciteit te maken heeft,
is er in dit opzicht ook een zekere mode. Rondom het
jaar 1970 waren het de ontwikkelingslanden, die centraal
stonden; wat de landbouw betreft, vond dat een zeker
hoogtepunt in de rietsuikeractie. Het onderwerp ontwik
kelingslanden wordt nu verdrongen door het milieu.
Sommigen zeggen dat ook daarvoor het hoogtepunt van
publiciteit reeds voorbij is. Van oudere datum is de
dierenbescherming, die evenals de twee andere onder
werpen voortdurend „in het nieuws" is gebleven. Het is
zonder meer duidelijk, dat de dierenbescherming voor het
veeteeltbedrijf een grote belangstelling heeft.
De Vereniging voor de Dierenbescherming heeft het
afgelopen jaar een congres aan de behandeling van
dieren op de boerderij besteed en er is eind 1972 een aan
tal publikaties en televisieprogramma's aan dit onderwerp
gewijd.
Gesteld moet worden, dat de Vereniging voor de Dieren
bescherming op het ogenblik haar ideële doel op een
zakelijke manier benadert. Deze Vereniging beseft heel
goed, dat het beeld van de boerderij van de platen van
Ot en Sien, door een radio-omroep uit jeugdsentimentele
redenen weer herdrukt, definitief over is. Het dier is een
object van een bedrijfstak, die onder druk staat van een
enorme concurrentie. Dagelijks moeten vele boeren hun
bedrijf opgeven omdat zij de ontwikkelingen niet meer
kunnen bijhouden. In deze strijd om de laagste kostprijs
past niet meer de boerin, die uit het schort de kippen
voert. De behandeling van de dieren wordt gezien vanuit
een bedrijfseconomisch gezichtspunt, niet uit onverschil
ligheid jegens het dier of uit hebberigheid, maar op grond
van de noodzaak een nog enigszins redelijk inkomen te
verwerven.
Waar de Vereniging voor de Dierenbescherming zich
zorgen over maakt, is dat men al economisch bezig
zijnde, het dier helemaal vergeet.
Nu is het zo, dat de producent het dier niet zonder meer
kan verwaarlozen zonder daar zelf schade van te onder
vinden. Verschijnselen als elkander kapot zuigende biggen
en tijdens het transport een verstikkingsdood stervende
mestvarkens moeten reeds om economische redenen
bestreden worden. Het blijkt echter, dat produkties in
grote eenheden en onder omstandigheden met een mini
mum aan comfort wel een goede economische opbrengst
opleveren, maar een kwelling voor de dieren betekenen.
Wanneer men over dit onderwerp nadenkt, komt men er
niet omheen, dat er ergens grenzen gesteld moeten