nno raboI Iemand deed mij deze titel aan de hand. Aardige vondst, je neemt haar over, want het is nog waar ook: 1973 is het eerste jaar, waarin onze uit samensmelting ontstane organisatie de naam Rabobank naar voren zal schuiven. Pretentieus is deze titel echter wel, vol suggestie van historische geladenheid. Daarvoor moeten we toch maar een beetje oppassen. Want wat een latere historicus ook moge bevinden, ik denk niet dat iemand aan het begin van dit nieuwe jaar serieus denkt: mooi, nu wordt alles van zelf allemaal anders, beter, want het ver leden heeft afgedaan en het nieuwe tijd perk van de Rabobank is eindelijk aange broken. Daar zijn we gelukkig te nuchter voor, daar moet ook nog te veel voor gebeuren, op de Centrale Bank en bij de aangesloten banken. Alleen sprookjes ein digen met de woorden „en zij leefden nog lang en gelukkig". Na deze, hopelijk goed begrepen waar schuwing tegen overschatting, mogen we toch wel het bijzondere van het pas begonnen jaar zien. Want ieder, die bij onze banken betrokken is, staat of werkt thans toch wel in een nieuwe constellatie. Daar moeten wij zelf wat van maken, want al zullen we het goede uit het verleden willen behouden, het nieuwe zul len we willen uitbuiten. Twee dingen zijn m.i. bij dit laatste te onderscheiden en ik moge proberen daarover iets te zeggen. Het eerste betreft ons eigenlijke X bedrijf, het bankbedrijf. Dat is za- t__J kelijk. Vaak moeilijk in de praktijk, maar tal van deskundigen kunnen ons theoretisch precies vertellen hoe we het goed moeten aanpakken. Dat is ook een uitdaging en in dit woord „zakelijk" zit niets denigrerends. Duizenden van onze collega's putten er dagelijks veel voldoe ning en arbeidsvreugde uit, wanneer zij de hun toevertrouwde zaken goed doen en vooral - daar gaat het bij onze banken om - wanneer zij een cliënt in diens zaken op een verantwoorde wijze kunnen helpen. Dit werk blijft onveranderd het belang rijkste bestanddeel van onze taak. Er is echter een nieuw element bijgeko men. Want het mooie is - we mogen het toch hopen - dat vanuit onze nieuwe constellatie ook naar dit zakelijke werk nieuwe impulsen uitgaan: om het beter te doen, om meer te doen ten behoeve van onze cliënten. Ik meen, dat men daarvan hier en daar, ook al wat kan merken. De fusie zou mislukt zijn, als we niet allengs - ook bij de individuele banken - de zakelijke resultaten kunnen aanwijzen. Onze nieuwe Centrale Bank mag daarbij een kleine of grote rol (laat ons daarover nu niet twisten) spelen, dit zakelijk wel slagen wordt alleen bereikt, wanneer allen uit de hele organisatie zich inspannen! wpj Mijn tweede aspect vind ik veel x moeilijker. Driekwart eeuw gele- ammJ den zijn we als coöperatieve organi satie van coöperatieve banken ontstaan, met namen als Raiffeisen en Pater Van den Eisen op ons geboortekaartje. Die mannen hadden twee dingen: een opval lend gezonde zakelijke kijk en een ideaal. Beide zijn, gelukkig, ook nu nog bij ons terug te vinden. Dat ideaal omschrijf ik als het door samenwerking bereiken wat de enkeling alleen niet kan: verantwoorde hulp in financiële aangelegenheden. Sa menwerking zonder enig winstbejag ten eigen bate, samenwerking ook waarbij alle samenwerkers - natuurlijk volgens bepaalde regels - hun stem kunnen laten horen. Dat we nu, na 75 jaar, deze opzet en structuur ten volle behouden hebben, is beslist geen kleinigheid. Toch leven we in een heel andere tijd dan Raiffeisen en Pater Van den Eisen. De problemen van onze maatschappij liggen heel anders dan vroeger, leder, die opmerkzaam is, weet dat op haast alle gebied tegenwoordig de dingen aan het verschuiven zijn, dat oude zekerheden dreigen weg te vallen. De maatschappijvisie, de politiek, de kerken, het onderwijs en de sociale organisaties: zij hebben er alle mee te maken. Ik signaleer alleen en laat ieder zijn eigen oordeel daarover. Het verrassende is echter - als ik het goed zie - dat een organisatie als de onze, uniek in het Nederlandse bankwezen, de huidige ontwikkeling niet hoeft te vrezen. Want zij is geen anachronisme, zij bergt wonderlijke mogelijkheden in zich, die de ouderen niet vreemd voorkomen en juist de jongeren blijken aan te spreken. Mis schien mogen we juist van deze laatsten in onze nieuwe constellatie straks wel nieuwe ideeën en initiatieven verwachten. Dat hoeft heus geen schokken te geven. Want idealen zijn moeilijk in concreto aan te duiden, althans in realiseerbare vorm. Maar het zijn altijd doeleinden, die in een levende organisatie tijd nodig hebben om telkens weer naar voren te komen: zij moeten groeien. Sommigen onder ons zijn bang, dat van zo'n groei in ons altijd toch door vertech- nisering bedreigde bedrijf, in de toekomst weinig terecht zal komen. Dat zou de dood in de pot zijn! Wij zijn er echter zelf bij, wij kunnen er met zijn allen alles aan doen. En dat moet ook, anders verliezen we ons karakter. Ik weet, dat velen uit onze organisatie, ouderen en jongeren, er net zo over denken. Helaas hebben we geen zwart-witschema meer voor ons, dus het wordt geen gemakkelijke opgave. Maar dat wij ook in de toekomst als maatschappelijke organisatie een heilzame invloed en betekenis kunnen hebben, die nog een andere dimensie heeft dan het eigenlijke bankbedrijf, is een gedachte, die we niet mogen loslaten. J. R. H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 11