munten op den duur verouderen en dan moe ten worden vervangen. Men kan daarbij niet onbeperkt doorgaan met het in circulatie brengen van steeds dezelfde munten in de oude bekende modellen en maten en gewich ten. Dat is onmogelijk door de voortdurende koopkrachtdaling van het geld. Die daling leidt ertoe dat een bepaalde munt op den duur zozeer aan koopkracht inboet, dat zij voor haar functie te groot en te zwaar wordt, en daardoor te onhandig in het beta lingsverkeer. Hoe ingrijpend deze tendens is blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het con sumptieprijsniveau tussen 1939 en 1969 vijf maal zo hoog werd, terwijl het in 1990 negen maal zo hoog zal zijn als het in 1939 was. Dat betekent dat de toenmalige gulden over twintig jaar nog maar ruim evenveel waard zal zijn als een dubbeltje was in 1939, ter wijl de koopkracht van de stuiver in 1990 zal zijn gedaald tot het niveau van de vooroor logse halve cent. Daaruit blijkt tevens dat die tendens van geldontwaarding leidt tot een geleidelijk uitschakelen van de kleinste munt. Op dit punt is het interessant dat reeds in 1969 bij enquêtes bleek, dat 60 procent van de particuliere consumenten vond dat er in ons land te veel centen in omloop waren, een opvatting die door eenderde van de daarover ondervraagde detailhandelaren werd bevestigd. Bovendien leiden dezelfde prijsstijgingen tot een voortdurend oplopen van de 'metaalwaarde' of 'intrinsieke waar de' van de munten. Op den duur kan dat, vooral bij grotere munten, leiden tot ver smelting, zoals we in het recente verleden met onze oude zilveren gulden hebben mee gemaakt. Onze huidige bronzen cent is aan materiaal al 1,4 cent waard. Een dergelijke te hoge intrinsieke waarde duidt erop - evenals de dalende behoefte aan centen - dat ons huidige centstuk op den duur zal moeten verdwijnen. Wat overigens niet betekent dat de cent op dit moment straffeloos zou kun nen worden afgeschaft, want dat zou weer leiden tot afronding van talloze prijzen naar boven, dus tot een ongewenste stijging van het prijsniveau. Bekijkt men onze bestaande munten kritisch om daardoor het antwoord te vinden op de vraag hoe onze munten er in de toekomst uit moeten zien, dan ontmoet men talloze gegevens en allerlei mogelijkheden. In Ne derland worden bijvoorbeeld het kwartje en de gulden algemeen beschouwd als onze handigste munten; de cent vindt men tegen woordig vrij algemeen een minder praktische 452

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1971 | | pagina 6