gestelde kredietprocedure, gekoppeld aan de relatief hoge quota, die het gevaar inhield dat een teveel aan internationale liquiditeiten in omloop zou worden gebracht. Het plan Keynes heeft het grotendeels moe ten afleggen tegen het plan White, dat als basis is gekozen voor de werking van het Internationale Monetaire Fonds. Hierdoor werd de mogelijkheid voor de leden op het Fonds te trekken beperkter dan Keynes zich voor ogen stelde en vond geen bestraffing plaats (in de vorm van rentebetaling) van landen met een overschot op de betalings balans. De creatie van een nieuwe internationale li quiditeit als de 'bancor' bleef achterwege. De introductie van de speciale trekkingsrechten van het Internationale Monetaire Fonds op 1 januari 1970 (waarop later nader zal wor den ingegaan) heeft weer iets van de ge dachten van Keynes aan ons internationale monetaire bestel toegevoegd. Het fonds is in beginsel een voorstander van vaste wis selkoersen evenals Keynes. De waarde van de valuta's is verbonden aan de dollar en de dollar aan het goud. Voor de gulden bijvoorbeeld gold sinds maart 1961 een pariteit van 1 - 3,62. Ingevolge de 'articles of agreement' van het IMF, rust op de aangesloten landen de plicht door aan- en verkooptransacties op hun valutamarkten de vastgestelde koersen te handhaven, waar bij zij zowel naar boven als naar beneden een afwijking mogen toestaan van 1 procent. Een aantal landen, waaronder Nederland, zijn in 1959 overeengekomen deze koersschom melingen tot procent te beperken. Hier door werd de totale bandbreedte (de gren zen waartussen de fluctuaties mogen plaats vinden) tot 11/2 procent verkleind. Wanneer een land in een situatie van oneven wichtigheid verkeert, waarbij zijn betalings balans een overschot of een tekort ver toont, kan wijziging van zijn wisselkoers plaatsvinden. Het Internationale Monetaire Fonds moet hiervan in kennis worden ge steld, maar wanneer de wijziging 10 procent of minder bedraagt zullen geen bezwaren worden geopperd. Boven de 10 procent is het Fonds gerechtigd de handelwijze goed te keuren of af te keu ren, waarbij als criterium geldt dat een zo danige verandering van de waarde van een valuta slechts is toegestaan in een situatie van 'fundamentele onevenwichtigheid', een begrip dat nergens in de overeenkomst van het Fonds nader uiteen wordt gezet. Wan neer een land tegen de beschikking van het Fonds ingaat, kan het IMF weigeren om zijn middelen aan dit land ter beschikking te stellen en zelfs het lid uit het Fonds verwij deren. Het Fonds begon zijn werk met een totaal aan middelen uit quotabijdragen van circa 7,7 miljard; het Nederlandse aandeel hierin bedroeg 275 miljoen, dat van Amerika 2.750 miljoen. In 1969 beliepen de midde len 21,2 miljard. Een land betaalt 25 procent van zijn quota in goud of dollars en het resterende gedeelte in zijn eigen valuta. Dit vormt de grens van de middelen die het Fonds aan andere lan den ter beschikking kan stellen. Wanneer een land vreemde valuta van het Fonds koopt en daarvoor zijn eigen munteenheid afgeeft, kan het tegoed van een bepaalde valuta tot 200 procent van de quota van het land in kwestie oplopen. Dit betekent dat een lid tot 474

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1971 | | pagina 28