centen zullen worden gemaakt van alumi
nium. Voor de stuivers gaan de gedachten
uit naar brons, voor de munten van 10, 25 en
(later) 50 cent denkt men aan nikkelmessing
of een ander geel metaal, en voor de grote
re coupures - ook voor het tienguldenstuk -
aan nikkel of aan een ander metaal met
witte kleur. De aluminium cent wil men, ten
einde verwarring te voorkomen, van een gat
voorzien. Alle munten, met uitzondering al
leen van de centen, zullen worden vervangen
of ingevoerd in de loop van één enkel jaar,
en wel in deze volgorde: het dubbeltje in
1978, het kwartje in 1980, de stuiver in 1983,
de gulden en rijksdaalder in 1988 en tenslotte
het nikkelen tientje in 1990.
Uitvoerig onderzocht de commissie ten slot
te de hoeveelheden geld die nodig zullen
zijn. Exact zijn de benodigde aantallen uiter
aard niet te berekenen, maar wel zijn aller
lei tendensen bekend, die op de geldvraag
invloed hebben. Allereerst weet men dat lang
niet al het in omloop gebrachte geld in feite
circuleert. Een deel wordt namelijk opgepot,
het ligt in 'inaktieve kassen', een ander deel
wordt verwerkt in halskettingen en dergelij
ke. een deel verdwijnt met de toeristen naar
het buitenland, een deel raakt zoek of gaat
verloren, onder meer bij branden. Over de
bij dat alles betrokken geldhoeveelheden
zijn uit onderzoekingen kwantitatieve gege
vens bekend, die bij een schatting van de
toekomstige geldbehoefte uiteraard van groot
belang zijn. Bovendien kan men de behoefte
aan nieuw geld beïnvloeden door maatrege
len tot 'reactivering' van de opgepotte mun
ten. Zo kan het aantal inwisselingskantoren
worden vergroot - in de 900 gemeenten in
ons land zijn tot nu toe slechts 300 postkan
toren als inleveringskantoor aangewezen -
men kan de bij inlevering te vervullen tijd
rovende en vervelende formaliteiten zoveel
mogelijk afschaffen, zoals de verplichting tot
inlevering van de munten in rollen of in ver
zegelde zakken. En ook is het gewenst dat
het bij inlevering te verrichten telwerk zo
veel mogelijk machinaal wordt gedaan. Met
dergelijke reactiveringsmaatregelen kan men
de toekomstige behoefte aan munten met
tientallen miljoenen stuks verminderen.
Van groot belang voor de geldvraag is blij
kens onderzoekingen de omvang van de
particuliere consumptie. Zij zal waarschijn
lijk in 1990 viermaal zo groot zijn als ze was
456