nu toe getroffen bezitsvormingsmaatregelen worden bestreken', 'zodanig dat de betekenis daarvan voor het totaal van de nationale be sparingen slechts zeer bescheiden is'. Wat de commissie in concreto voorstelt ter bevordering van het sparen is een voor ieder een geldende regeling waardoor men spaar gelden bij een spaarinstelling kan plaatsen op een rekening die een aantal jaren geblokkeerd blijft. Een dergelijke regeling zou moeten gel den voor alle zelfstandige ondernemers, maar ook voor hen die periodieke uitkeringen genieten, alsook voor alle loontrekkenden op wier loon geen te blokkeren spaarbedrag wordt ingehouden. Voor alle loontrekkenden wenst de commissie dat deze regeling in een zodanige vorm kan worden gegoten dat een (overeenkomstig) deel van het loon geduren de eenzelfde aantal jaren wordt geblokkeerd. Anders dan bij een premiespaarregeling, waarbij de deelnemer, nadat hij een aantal ja ren heeft gespaard, een premie ontvangt die hij onmiddellijk vrij kan besteden, moet in een dergelijk systeem een deel van het loon wor den geblokkeerd, evenals bij een winstde- lingsspaarregeling, waarbij immers een toege kend winstaandeel gedurende een aantal jaren niet mag worden aangewend. De commissie stelt inzake de duur van die blokkering voor, aan de spaarder de keuze te laten uit twee mogelijkheden namelijk vijf of tien jaar. Na vijf jaar zou 50 procent van het gespaarde bedrag, en na tien jaar zou het he le spaarbedrag zijn vrijgesteld van loon- en in komstenbelasting en van premieheffing inge volge de sociale verzekeringswetten, althans voor zover het jaarlijks gespaarde bedrag de f 500 niet te boven gaat. Daarbij wil de commissie de mogelijkheid om met behoud van de vrijstelling de gespaarde gelden op te nemen voordat de daarvoor gestelde termijn is beëindigd, in principe uit sluiten, ook al terwille van de eenvoud en de uitvoerbaarheid van de regeling. Zij wil op dit punt slechts één uitzondering toestaan, namelijk voor de aankoop van een eigen woning, en wel ten eerste omdat een eigen woning een bijzonder duurzame vorm is van eigen bezit, terwijl bovendien bekend is dat het bezit van een eigen woning automatisch aanzet tot het doen van relatief omvangrijke besparingen. Zo is in 1960, toen het Centraal Bureau voor de Statistiek een spaaronderzoek verrichtte, gebleken dat onder de loontrekken den die in dat jaar een inkomen genoten van 8.000 a 10.000 gulden, de vrijwillige besparin gen onder de bezitters van een eigen woning aanzienlijk groter waren (13 procent van het beschikbare inkomen) dan onder diegenen uit dezelfde inkomstencategorie die in een huur huis woonden (2 procent). 368

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1971 | | pagina 14