dergelijke regeling wel effect zou sorteren. En
wel om twee redenen. In de eerste plaats
omdat de grote reserveringen waartoe het
bedrijfsleven in deze tijd van voortdurende
schaalvergroting en modernisering in het al
gemeen genoodzaakt is, voor de meeste zelf
standigen niet voldoende ruimte laten voor
onttrekking aan de bedrijven van de vrij hoge
jaarpremies die voor een redelijke oudedags
voorziening nodig zijn. En bovendien is het
systeem van lijfrenteverzekering blijkbaar niet
erg geliefd. Uit een onderzoek bleek dat in
1966 nog niet een zesde deel van de zelfstan
digen gebruik maakte van de mogelijkheid
tot aftrek van lijfrentepremies, en wel voor
nog niet een vierde van het per belastingplich
tige voor aftrek toegestane maximum (gemid
deld 1.185 tegenover maximaal 5.000).
Het voorstel van de commissie
Als oplossing stelt de commissie voor, dat
de fiscus voor zelfstandigen de mogelijkheid
opent tot het opbouwen van een pensioen
reserve, als grondslag voor een redelijke
oudedagsvoorziening. Die reserve moet de
zelfstandige in zijn bedrijf kunnen vormen
door belastingvrije, jaarlijkse reserveringen
ten laste van de winst. In het voorstel van de
commissie moeten dergelijke dotaties moge
lijk zijn tot op het einde van het boekjaar
waarin de zelfstandige de 65-jarige leeftijd
bereikt. Voor het bedrag dat op die wijze be
lastingvrij aan de pensioenreserve kan wor
den toegevoegd, zal een maximum gelden dat
voor elk bedrijf afzonderlijk van jaar tot jaar
varieert naargelang de winst van het jaar.
Daarbij wenst de commissie echter rekening
te houden met het basis-pensioen dat ons
land kent ingevolge de Algemene Ouderdoms
wet. Ook bij pensioenvoorzieningen voor
werknemers wordt vaak de AOW op een
dergelijke wijze 'ingebouwd': men vermindert
dan de pensioenuitkeringen met de bedragen
die ingevolge de AOW worden uitgekeerd
aan ongehuwden. Beschouwt men een oude
dagsvoorziening ter hoogte van 70 procent
van het laatstgenoten inkomen als normaal,
dan kan de AOW-uitkering worden opgevat
als berustend op een vroeger genoten inko
men dat 10/7 maal zo groot is als de uitke
ring zelf. Daarvan uitgaande stelt de com
missie voor om de bedragen die jaarlijks aan
de pensioenreserve mogen worden toege
voegd, te berekenen over de winst, nadat die
winst is verminderd met 10/7 maal de in het
betreffende jaar voor ongehuwden geldende
AOW-uitkering
De voorgestelde belastingvrije opbouw van
de pensioenreserve zou mogen geschieden
op basis van de na die aftrek resterende winst
voorzover die niet hoger is dan 150.000 en
wel tot maximaal 20 procent over de eerste
vijftigduizend gulden (dus f 10.000) plus max
imaal 15 procent over de volgende vijftig
duizend gulden plus tenslotte maximaal 10
procent over de derde 'schijf' van vijftigdui
zend gulden. Het bedrag waarmee de pen
sioenreserve volgens dit voorstel in één jaar
mag worden verhoogd, zou dus maximaal
f 22.500 belopen. Bij voortschrijdende ont
waarding van het geld zou de commissie de
genoemde 'winst-schijven' zonodig willen
redelijke pensioenvoorziening opbouwen
334