Naar een oudedagsvoorziening voor zelfstandigen? BIJ HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE-VAN SOEST Onze zelfstandige beroepsbevolking Van de Nederlandse beroepsbevolking is ver uit het grootste deel in 'dienstbetrekking' of tewel in 'loondienst'. Slechts zestien procent van onze beroepsbevolking werkt zelfstandig. Van hen werkt ruim twintig procent in de nij verheid, eenderde geeft zijn krachten aan de landbouw en bijna de helft van de zelfstandi gen is werkzaam in de dienstensector: als handelaar of makelaar, danwel als arts of be lastingadviseur enzovoort. In deze verhou- dingscijfers doen zich uiteraard ontwikkelin gen voor. Zo daalt het aandeel van de land bouw regelmatig en vrij snel, met als gevolg dat de relatieve betekenis van het arbeids volume van de zelfstandigen in de nijverheid en (vooral) in de dienstensector van jaar tot jaar stijgt. Absoluut genomen echter daalt het aantal zelfstandigen elk jaar opnieuw, in de laatste jaren met gemiddeld twaalfduizend man of 11/2 procent per jaar. Die daling is het sterkst in de landbouw (gemiddeld ongeveer negen duizend man), maar zij doet zich ook voor in de beide andere sectoren. Volgens recente gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek bezette de zelfstandige beroepsbe volking in 1970 nog 763.000 arbeidsplaatsen, het bovengenoemde rapport spreekt echter al van een lager aantal (ongeveer 600.000) en in een toegevoegde becijfering wordt zelfs gerekend met slechts 538.000 (belastingplich tige) zelfstandigen. Meet de fiscus met twee maten? Maar hoe groot hun exacte aantal ook is, de commissie-Van Soest heeft zich gebogen over de belastingheffing ten laste van al deze zelf standigen, en wel met name om haar te ver gelijken met die van de loontrekkende be- 328

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1971 | | pagina 30