voortdurende sluimerende fiscale claim. Tot
dusver is de regeling zo dat een verlies op de
NOR kan worden afgeboekt, met dien ver
stande dat het bedrijf dan over het in minde
ring gebrachte bedrag 15 procent belasting
verschuldigd is. Het bezwaar van die regeling
is onmiddellijk duidelijk. Op deze manier
wordt immers een onderneming met een NOR
gedwongen tot belastingbetaling, juist in een
tijd van verlies, waarin het bedrijf toch al be
hoefte heeft aan liquide middelen.
Mede om die reden houdt het wetsvoorstel
een algehele afschaffing in van de NOR, waar
bij geen belastingheffing plaatsvindt. Een
verdere overweging daarbij is deze dat de
NOR een vrijwel verjaarde zaak is, die boven
dien allerlei praktische problemen met zich
brengt. Krijgt het voorstel kracht van wet, dan
verdwijnt daarmee een ingewikkeld en oud
restant uit vroeger jaren uit ons fiscale recht.
Met enige verbazing hebben wij overigens ge
constateerd dat deze gelegenheid niet mede
aangegrepen is om ook de zogenaamde kunst
matige nieuwe onbelaste reserve (KNOR) op
te heffen. Deze reserve is bij vele agrariërs
ontstaan toen zij door een arrest van de Hoge
Raad gedwongen werden hun vee op een ho
gere waarde te waarderen dan voorheen het
geval was.
Dezelfde argumenten welke gebezigd worden
voor de algehele afschaffing van de NOR gel
den in gelijke mate voor de KNOR.
Mogelijk zal de Tweede Kamer middels
amendering deze omissie in het ontwerp
herstellen.
Staatssecretaris Grapperhaus