fecten zouden uitgeven. Aan het kopen van
spaareffecten zijn enkele voorwaarden ver
bonden. De effecten mogen uitsluitend wor
den uitgegeven aan personen die ingezetene
zijn (in dit verband in Nederland belasting
plichtig) en in het voorgaande jaar een be
lastbaar inkomen hadden dat niet hoger was
dan de aanslaggrens van de inkomstenbelas
ting. Zoals bekend is deze aanslaggrens per
1 januari 1971 verhoogd van 15.000 tot
18.000. Wie dus in 1970 een belastbaar in
komen had van niet meer dan 15.000, kan in
1971 spaareffecten kopen. Als men in 1972
spaareffecten wil aanschaffen, mag het be
lastbaar inkomen van 1971 de 18.000 niet
overschrijden. Spaareffecten staan op naam;
de houder kan ze niet aan derden verkopen.
Hij kan ze te allen tijde inleveren bij de in
stelling die ze heeft uitgegeven, tegen de op
dat moment geldende koerswaarde.
Degene nu, die na 30 juni 1971 een spaaref-
fect koopt, ontvangt boven het normale divi
dend dat over de effecten wordt uitgekeerd,
uit het Bezitsvormingsfonds een belasting
vrije premie van 35 procent. De premie wordt
berekend over aankopen van maximaal 250
per persoon per jaar; dus maximaal per per
soon een premie van f 87,50 's jaars. De ko
per van spaareffecten moet ten tijde van de
koop tenminste 21 en nog geen 60 jaar oud
zijn. Bovendien dient hij de stukken tenminste
acht jaar in zijn bezit te hebben om voor de
premie in aanmerking te komen.
Ook de houder van spaareffecten kan - mits
hij aan de gestelde eisen voldoet - ter ver
werving van een eigen woning een renteloze
lening van maximaal 2.400 uit het Bezitvor-
mingsfonds ontvangen. De spaareffecten-
houder die zo'n lening ontvangt en die ter ver
krijging van de woning zijn spaareffecten in
levert, krijgt de spaarpremie van 35 procent
over de spaareffecten die hij teninste twéé
in plaats van acht volle jaren in zijn bezit
heeft gehad.
316