worden gevonden voor een rustiger prijsont wikkeling. Daar de arbeidsproduktiviteit in de verwer kende industrie (dat is het gedeelte van het bedrijfsleven dat de sterkste concurrentie on dervindt in het buitenland) met 7 procent steeg, namen aldaar de arbeidskosten toe met 5 procent. In het buitenland stegen de verge lijkbare arbeidskosten met 9 procent, zodat de internationale concurrentiepositie met 4 procent verbeterde. Overigens was dit een van de weinige lichtpunten in het verslagjaar. Daarbij dient te worden aangetekend, dat de revaluatie van de Duitse mark en de zeer sterk toegenomen loonkosten in de Bondsre publiek een grote invloed moeten hebben ge had op de Nederlandse concurrentiepositie. Daarom is hier voor een belangrijk deel van een incidentele oorzaak sprake. Dr. Zijlstra geeft in het jaarverslag een uit eenzetting van de problematiek verbonden aan de stijging van het loon van elke werk nemer. Wanneer men de (nominale) stijging van die loonsom per werknemer vermindert met de stijging van de prijsindex, dan krijgt men de 'reële' stijging van de loonsom per werkne mer, oftewel het 'primaire reële loon'. Wan neer men daarvan de belastingen en premies voor sociale verzekeringen aftrekt resteert het 'reëel (vrij) beschikbaar loon'. Voor een evenwichtig beleid is het noodza kelijk dat het primair reële loon niet uitgaat boven de voor de ruilvoet gecorrigeerde pro- duktiviteit, tenzij er duidelijk nog ruimte is voor een verbetering van de arbeidsinkoms- tenquote, dat is dat gedeelte van het natio naal inkomen dat voor loontrekkenden is be stemd. In 1970 is tengevolge van een over schrijding als hierboven bedoeld deze quote van 77 tot 79,5 procent opgelopen; de ver wachting bestaat dat 1971 een verdere stij ging tot 81 procent te zien zal geven. Het ove rige inkomen is daardoor ingekrompen en daardoor wordt de interne financiering van veel bedrijven bemoeilijkt. Het 'primaire reële loon' dient (onder nor male omstandigheden) na aftrek van belastin gen en sociale premies te leiden tot een 'reëel (vrij) beschikbaar loon' dat sociaal aan vaardbaar is. Hierdoor wordt tevens een grens gesteld aan de belastingverhoging en verzwa ring van de premiedruk en daarmede aan de 272

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1971 | | pagina 54