worden behandeld, zich bewust van de ac centverschillen, die kunnen worden vastge steld bij vergelijking van de organisatiestruc tuur van Eindhoven en Utrecht. Uitgangspunt bij dit probleem is de zelfstandige verantwoor delijkheid van de besturen van de plaatse lijke banken - die bij alle gespreksdeelne mers in hoog aanzien staat - enerzijds en an derzijds de verantwoordelijkheid voor de he le organisatie waarvan men als plaatselijke bank lid is. Daarbij is er overeenstemming over de essentiële taak van een plaatselijke bank, namelijk om de eigen toevertrouwde middelen, binnen de grenzen van het lid zijn van de organisatie, voor financiering in het eigen werkgebied te gebruiken; ook dat is één der allereerste uitgangspunten voor elke gespreksdeelnemer. De mate van begeleiding in het werk en zowel de rechten als de ver plichtingen die de leden van één coöpera tieve organisatie hebben, kunnen bij dit uit gangspunt verschillend worden beoordeeld, waarbij uiteraard de verantwoordelijkheden van de centrale bank voor de hele organi satie in de beschouwingen moeten worden betrokken. De voortgang van wat ik zojuist 'het denkwerk' noemde, wettigt echter ver trouwen dat uitgangspunten voor een vrucht bare gedachtenwisseling kunnen worden op gesteld, die in beide organisaties als zodanig aanvaardbaar zijn. Ik heb u al gezegd, dat het voorbereiden van voorstellen over deze vraagstukken veel tijd en aandacht eist. Ook door de uitlatingen binnen de beide organisaties is men er zich van bewust geworden, dat zeer nauw overleg met vertegenwoordigers van de aangesloten banken uiterst nuttig is. Daar door is in beide organisaties het voorstel ge komen om enkele bijzondere centrale (kring vergaderingen te houden, waarmede overleg kan worden gepleegd over de gedachten, welke ten grondslag zullen liggen aan de dis cussienota, die in het najaar aan de beide organisaties ter bespreking in de (kringver gaderingen zal worden aangeboden. Daarbij leek het nuttig het voorstel te doen om naast die centrale (k)ringvergaderingen in de zo mermaanden een commissie uit beide col leges, de centrale ring- en de centrale kring vergadering, te vormen, waarmede een nog regelmatiger overleg mogelijk zal zijn. De voorzitter heeft er al op gewezen dat hierbij wordt gedacht aan een commissie van 18 le den, 6 leden van de Eindhovense centrale kringvergadering uit de beheerscolleges, 6 le den van de Utrechtse centrale ringvergade- ring uit de bestuurscolleges en 2 x 3 direc teuren uit beide colleges. Wij vertrouwen dat dit overleg ertoe zal bijdragen, dat wij in het najaar met voorstellen kunnen komen, die zodanig van structuur zullen zijn dat in geen van beide organisaties daarvan vreemd wordt opgekeken. Op basis van de besprekingen hierover in de beide organisaties zullen voor stellen voor statuten worden uitgewerkt. De ze zullen in de beide algemene vergaderin gen moeten worden behandeld, wat inhoudt dat de voorgenomen fusie zeker niet dit jaar kan worden verwezenlijkt. Naast dit gemeenschappelijke overleg ligt het in de bedoeling de aangesloten ban ken ook regelmatig schriftelijk te informe ren over de voortgang van de besprekingen op alle gebieden. Ik heb u daarstraks al ge zegd. dat de arbeid van de werkgroepen 261

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1971 | | pagina 43