de prijsverhogingen in de akkerbouwsector slechts minimaal. Gezien de tegengestelde belangen in deze sector overheerst de me ning dat het maximaal haalbare bereikt is. Zowel voor zachte tarwe als voor rogge is de richtprijs met drie procent verhoogd; voor gerst werd een richtprijsverhoging van vijf procent vastgesteld. De basisinterventieprij zen gaan met respectievelijk twee en vier procent omhoog. De suikerbietenprijs is on gewijzigd vastgesteld, terwijl de interventie prijs voor suiker met vier procent gaat stij gen in verband met de gestegen verwerkings kosten bij de suikerindustrie en een verlaagde melasseprijs. Het mengprijssysteem is met twee jaar verlengd met een maximum-quo tum van 230 procent. Nederland zal dus op de gemeenschappelijke markt 1.100.000 ton vette suiker en 165.000 ton half-vette suiker mogen afzetten. Na afloop van deze twee jaar zal de situatie opnieuw worden bezien. In de sector van de oliehoudende zaden zijn geen wijzigingen doorgevoerd. Voortzetting gemeenschappelijk beleid Zoals in een van de landbouwbladen stond te lezen is de grote verdienste van deze lang ste marathon-zitting uit de geschiedenis van de EEG, dat er beslissingen genomen zijn. Het uitblijven hiervan had zeer goed het terug schakelen op nationale regelingen tot gevolg kunnen hebben. Wat dit voor de eenwording vaiT Europa zou hebben betekend, behoeft geen verdere uitleg. Gelukkig is het zover niet gekomen en kunnen de betreffende in stanties gaan sleutelen aan de structuurmaat regelen, zodat voor de 'blijvers' de basis voor een redelijk inkomen en een acceptabele so ciale positie wordt gelegd. 199

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1971 | | pagina 29