ontwikkeld voorlopig voldoende waren. An
derzijds was men bevreesd, dat een gemeen
schappelijk structuurbeleid een overheveling
van middelen zou betekenen van noord naar
zuid. Dat deze vrees niet geheel ongegrond
was, blijkt uit het feit, dat Italië wel wilde on
derhandelen over structuurmaatregelen maar
de prijzen onveranderd wilde laten.
Tweede knelpunt
De hoogte van de prijsaanpassing leverde
uiteraard eveneens veel problemen op. Zowel
binnen de Raad van Ministers als tussen de
Raad en de Europese Commissie was er
sprake van tegengestelde opvattingen. Italië
wenste geen herziening van de prijzen,
Frankrijk legde de nadruk op de veehouderij,
terwijl West-Duitsland en Nederland prijsver
hogingen in de akkerbouwsector meer urgent
vonden. De Europese Commissie daarente
gen stelde duidelijk lagere verhogingen voor
dan voor de inkomenspositie van de boeren
wenselijk was. Dit alles overziend, is het niet
vreemd dat de boeren in de verschillende lan
den weinig vertrouwen hadden in een voor
hen gunstige afloop. Zij hadden door middel
van de standsorganisaties hun eisen reeds
kenbaar gemaakt. Deze lagen duidelijk hoger
dan de voorstellen van de Europese Commis
sie. Om deze eisen kracht bij te zetten wer
den bijeenkomsten en demonstraties gehou
den. In hoeverre deze de besluiten van de
ministers beïnvloed hebben is natuurlijk moei
lijk te zeggen. Het is echter wel als vast aan
te nemen, dat een ordeverstorende demon
stratie met een zo tragische afloop als in
Brussel, het landbouwbelang nogal schade
heeft toegebracht.
De ontwerper van het plan:
Sicco Mansholt
Het gehele onderhandelingsklimaat was dus
bijzonder moeilijk. Dat de ministers voor 1
april toch tot besluiten ten aanzien van de
prijzen èn de structuur kwamen, getuigt van
een groot uithoudingsvermogen, gezien de
marathon-zittingen en van een grote vinding
rijkheid gezien de tegengestelde opvattin
gen.
Structuurmaatregelen
Zoals reeds gezegd, was de structuurproble-
matiek de grootste hindernis bij de onderhan
delingen. Met name de financiering van het
structuurbeleid was uitvoerig onderwerp van
gesprek. Nauw hiermee samenhangend is het
vraagstuk of voor de gehele gemeenschap
een uniform beleid moet worden gevoerd, of
dat dit beleid per regio aan de omstandig-
195