Verruiming
gemeentelijk belastinggebied:
een sluitstuk
WIJZIGINGEN VAN DE GEMEENTELIJKE EN PROVINCIALE BELASTINGEN
Tien jaar lang - van 1946 tot 1956 - maakte
een commissie onder leiding van wijlen pro
fessor Oud studie van de vraag op welke wij
ze men na de oorlog de financiële zelfstan
digheid van de gemeenten en provinciën zou
kunnen herstellen. In haar rapport van no
vember 1956 deed de commissie talrijke con
crete voorstellen. Een aantal van die sugges
ties zijn verwerkt in de Financiële Verhou
dingswet 1960. Deze wet regelt de financiële
relatie tussen het rijk en de gemeenten voor
zover het betreft de uitkeringen die aan de
gemeenten worden gedaan via het Gemeen
tefonds. Daarnaast bestaan de zogenaamde
'doeluitkeringen' die het rijk ingevolge spe
ciale wettelijke voorzieningen rechtstreeks -
dus niet via het Gemeentefonds - aan de ge
meenten doet. Zij zijn zoals de naam zegt, be
stemd voor speciale doeleinden zoals huur
subsidies, woningwetleningen, gelden voor
krotopruiming of stadsreconstructie, kosten
van dijkonderhoud, van een politie-apparaat
en dergelijke.
Andere voorstellen van de commissie-Oud
hebben in 1963 geleid tot een wetsontwerp
ter verruiming van de mogelijkheden tot het
treffen van gemeentelijke belastingen. Deze
mogelijkheid werd door de commissie be
schouwd als een sluitstuk, na de verbetering
van de financiële verhouding en met name
ook na de verbetering van de gemeentelijke
wegenfinanciering. Het rapport noemde het
door haar voorgestelde verruimde gebied
van de gemeentelijke belastingen een 'vrije
zoom', want het werd beschouwd als het
sluitstuk waardoor de financiële voorzienin
gen ten behoeve van de gemeenten in de
juiste zin van het woord zouden worden 'af
gerond'.
De fundamentele gedachte die aan dit sluit-
182