opolitiek?
geeft De Nederlandsche Bank hiermee dui
delijk te kennen, dat volgens haar het ogen
blik is aangebroken waarop een tempering
van de kredietverlening moet plaatsvinden.
In de praktijk blijkt de discontopolitiek vaak
niet zo effectief te werken als het boven
staande suggereert. Wanneer bijvoorbeeld
de particuliere banken voortdurend over li
quide middelen kunnen beschikken, behoeven
zij zich in beginsel niets van de discontopo
litiek aan te trekken. De Nederlandsche Bank
heeft meestal een stevige greep op het bank
wezen in tijden van een overspannen econo
mie, gepaard gaande met een grote vraag
naar bankkredieten. Vorig jaar is dit duidelijk
gebleken; dit kwam onder meer omdat de
restrictiemaatregelen voor de korte krediet
verlening met de daaraan verbonden sanctie
van het renteloze deposito het de banken
nog moeilijker hebben gemaakt om krediet te
verlenen. De afgelopen maanden valt een
zekere ontspanning op de geld- en kapitaal
markt te constateren. De rentetarieven ver
tonen een langzame, maar onmiskenbare da
ling en de normen van de kredietrestrictie van
De Nederlandsche Bank worden niet meer
overschreden. Wanneer deze ontwikkeling
zich voortzet heeft dit een verminderde in
vloed tot gevolg van De Nederlandsche Bank
op het bankwezen.
Wil de discontopolitiek doeltreffend zijn dan
dient de vraag naar kredieten van de centrale
bank een zekere mate van rentegevoeligheid
te bezitten. Wanneer in een periode van
hoogconjunctuur de winstverwachtingen voor
het bedrijfsleven zeer gunstig zijn, zal een
renteverhoging een minimale invloed op de
behoefte aan financieringsmiddelen uitoefe
nen. Ook het omgekeerde geval kan zich
voordoen. In een periode van dalende con
junctuur, gepaard gaande met teruglopende
afzetten en ongunstige toekomstverwachtin
gen zal een renteverlaging niet in staat zijn
de vraag naar bankkrediet sterk te stimule
ren.
Naast de twee genoemde factoren, de liqui
diteitspositie van de banken en de rentege
voeligheid van de kredietnemers, speelt de
141