pachtsgrond zou moeten worden uitgesloten.
Men wil kennelijk het probleem ontlopen of,
en zo ja, welke vergoeding bij beëindiging
van de erfpacht aan de boer moet worden be
taald voor eventueel door hem gestichte ge
bouwen. De eventuele vergoeding voor in
vesteringen zoals drainage en beplantingen
komt in het rapport geheel niet ter sprake.
Het lijkt ons noodzakelijk om erop te wijzen,
dat de Commissie Wellen met dit voorstel
het haar Grondbank wel gemakkelijk maakt,
doch de boer in vele gevallen voor een onop
losbaar probleem stelt. Wat moet deze boer
- en wat moet zijn bank - denken van de
waarde van de gebouwen als het gebruiks
recht van de bij die gebouwen geëxploiteer
de grond na 26 jaar verloren gaat? Andere
grond zal dan wel niet te verkrijgen zijn en
zeker niet dicht bij huis. Een gewijzigde be
stemming zal ook niet gemakkelijk te vinden
zijn, althans niet een bestemming die aansluit
op de gebruikswaarde voor agrarische ex
ploitatie. Als de boer halverwege de rit in zijn
gebouwen wil investeren, loopt hij een nog
groter risico, dat de erfpacht vervalt voordat
deze investeringen zullen zijn afgeschreven.
Tegen dit bezwaar is in te brengen, dat de
boer de afschrijving op zijn gebouwen dan
maar moet afstemmen op de looptijd van het
erfpachtsrecht. Wat echter te doen als er nog
maar vijftien, tien of vijf jaar resteert? Als
de boer op dat moment niet reeds zekerheid
over verlenging van de erfpacht kan krijgen,
zullen vele aanpassingsinvesteringen worden
uitgesteld. De zo gewenste verbetering van
de landbouwstructuur zal dan door deze
grondbank worden afgeremd.
Zijn er nog andere mogelijkheden
Het ziet er naar uit, dat de overheid alleen
aan een grondbank wil meewerken als daar
mee fors aan structuurbeleid kan worden ge
daan. Een dergelijke grondbank zal onzes in
ziens alleen een oplossing kunnen geven aan
een zeer beperkt aantal boeren. Dit is in eer
ste instantie de groep boeren met een zeer
groot, aaneengesloten bedrijf waarvoor
'nooit' een niet-agrarische bestemming wordt
verwacht. Een tweede groep belangstellen
den zal bestaan uit boeren, die bewust het
risico willen lopen dat zij na 26 jaar hun grond
kwijt zijn. Dat kan een reële zaak zijn voor
boeren van bijvoorbeeld 40 50 jaar, die
verwachten geen bedrijfsopvolger te hebben
Dan moet er echter voor de gebouwen nog
wel een oplossing komen.
Aangezien de grondfinanciering vooral bij
bedrijfsoverneming moeilijkheden geeft, lijkt
het goed om nog eens de aandacht te vesti
gen op een andere mogelijkheid. De Werk
groep van het Landbouwschap heeft er al op
gewezen, dat voor de grondfinanciering on
der andere een oplossing kan worden ge
zocht door het afvloeien van risicodragend
vermogen bij vererving te beperken. Dit leidt
tot de gedachte van een grondbank, die in
eerste instantie geheel door de boeren zelf
wordt gefinancierd en bestuurd. De Werk-
138