Gesprek met dr. A. J.
Dit interview werd gehouden door leden van
de redactie van de Raiffeisenbode en ter be
schikking gesteld van de redactie van De
Boerenleenbank. In de antwoorden van dr.
Verhage is uitgegaan van de situatie, zoals
die thans geldt in de organisatie van de
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank, daar
hem niet bekend was dat dit interview ook
in De Boerenleenbank zou worden opgeno
men.
De heer Verhage werd in 1908 te Vlissingen
geboren en heeft een groot deel van zijn
jeugd in Zeeland doorgebracht.
Na voltooiing van zijn studie aan de Neder
landse Economische Hogeschool begon de
heer Verhage, op advies van een Rotterdam
se hoogleraar, zijn loopbaan op het secreta
riaat van de Algemene Vereniging voor de
Bloembollencultuur. Van deze organisatie
was de heer Verhage van 1931 tot en met 1935
adjunct-secretaris. In 1934 promoveerde hij
tot doctor in de economie op een proefschrift
'De handel in bloembollen'. Twee jaar later
werd dr. Verhage gekozen tot voorzitter van
genoemde vereniging. In 1946 verwisselde
de heer Verhage dit voorzitterschap voor dat
van het Bedrijfschap (thans Produktschap)
voor Sierteeltprodukten. Hij aanvaardde in
1950 tevens het voorzitterschap van de Ver
eniging De Nederlandse Bloemisterij.
Voorts is hij bestuurslid van de Nederlands-
Duitse Kamer van Koophandel, voorzitter van
de adviescommissie voor exportbevordering
van het ministerie van Landbouw en Visserij
en Commissaris-Generaal van de komende
Floriade te Amsterdam. Tot november 1970
was de heer Verhage bovendien voorzitter
van de Nederlandse Tuinbouwraad.
Als lid van de raad van toezicht van de Coö
peratieve Raiffeisenbank te Hillegom werd
de heer Verhage in 1947 betrokken bij het
werk van het coöperatieve landbouwkrediet
wezen. Een jaar later werd hij lid van de
raad van toezicht van de Coöperatieve Cen
trale Raiffeisen-Bank te Utrecht. In 1962 werd
de heer Verhage lid van het bestuur en een
jaar later nam hij het voorzitterschap op zich,
hetgeen betekende dat hij zich nog inten- i
siever met de dagelijkse gang van de orga
nisatie en de centrale bank in Utrecht ging
bezighouden.
Het is in deze periode dat de gedachten om
trent het samengaan van de twee coöpera
tieve bankorganisaties rijpten. Een periode
92