De zelfstandigenaftrek De zelfstandigenaftrek is gebaseerd op de gedachte, dat een zelfstandige zijn inkomen niet helemaal ter vrije, consumptieve beschik king heeft. Hij moet er namelijk ook investe ringen mee financieren. Investeringen die hij moet doen om bij te blijven met zijn collega's in binnen- en buitenland en met grote, concur rerende ondernemingen. Ook voor de natio nale economie in haar geheel is het nodig dat zelfstandigen deze investeringen doen. Deze gedachte heeft de wetgever ertoe gebracht, aan de zelfstandigen toe te staan, een ge deelte van de investeringen die zij verrich ten, van hun belastbaar inkomen af te trek ken. In de wet is dat nu zo geregeld, dat een zelfstandige 10 procent van het in een be paald jaar geïnvesteerde bedrag van zijn in komen mag aftrekken bij het invullen van zijn aangiftebiljet. Als voorwaarde geldt daarbij dat de investeringen hoger geweest moeten zijn dan 2.000. Deze aftrekmogelijkheid geldt zonder beperking zolang de winst van de be trokken zelfstandigen niet boven de 60.000 per jaar uitkomt. Is de winst hoger, dan wordt het aftrekpercentage lager, respectievelijk 8, 6, 4 en 2 procent bij winsten boven 60.000, f 70.000, f 80.000 en 90.000; maakt de be trokkene een winst van meer dan 100.000, dan vervalt de aftrekmogelijkheid omdat de investeringen bij zulke hoge winsten geen ge vaar lopen. Voor het begrip investeringen wordt dezelf de definitie gehanteerd als in de regeling van de investeringsaftrek. Dit betekent onder meer, dat investering in grond er buiten valt. Van verschillende zijden (ook in De Boeren leenbank) is daarop kritiek uitgeoefend. Van regeringszijde is daartegen onder meer aan gevoerd, dat men beducht is voor een opdrij ving van de grondprijzen, als investeringen in grond ook onder de aftrekregeling zouden vallen. De werkende gehuwde vrouw Als een gehuwde vrouw in loondienst werk zaam is en zij verdient niet meer dan f 1.000 hoeft haar man bij het invullen van zijn be lastingbiljet haar inkomsten niet mee te tellen. Verdient zij meer, dan mag hij f 1.000 in mindering brengen plus 20 procent van het meerdere. Deze aftrek mag echter ten hoog ste op f 4.000 gesteld worden. Een rekensom metje leert dat dit maximum bereikt wordt als een werkende gehuwde vrouw een arbeids inkomen geniet van f 16.000. Als een vrouw volle dagen werkt in het be drijf van haar man (tenminste 2.000 uur per jaar), mag bij de belastingaangifte 35 procent van de winst worden afgetrokken, met een minimum van f 3.000. Werkt de vrouw grotendeels in het bedrijf van haar man (tenminste 1.000 uur per jaar) dan mag 22 procent van de winst, eveneens met een minimum van f 3.000, worden afgetrok ken. Werkt zij minder, dan wordt de aftrek gesteld op f 3.000. Interessant is dat de af trek is bepaald op een percentage van de winst en niet op een vast bedrag, althans in gevallen waar de vrouw een groot deel van haar tijd aan het bedrijf van haar man geeft. De regering heeft daarbij laten gelden dat de vrouw in zulke gevallen niet in een onder geschikte positie, maar als partner van haar man pleegt te werken. Er zijn ook gevallen 108

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1971 | | pagina 22