Kapitaalmarkt
over voldoende middelen om dit alles te fi
nancieren en waren daardoor genoodzaakt
dure voorschotten bij De Nederlandsche Bank
op te nemen en schatkist- en handelspapier
te gelde te maken.
Begin januari werd de geldmarkt weer wat
ruimer, waardoor aflossing van de voorschot
ten met een bedrag van 311 miljoen kon
plaatsvinden. De totale debetstand bedroeg
toen nog slechts f 54 miljoen. Daarnaast werd
het tegoed bij De Nederlandsche Bank met
f 229 miljoen verstevigd. De banken stonden
er op dat ogenblik dus gunstig voor, te meer
omdat ook voor de periode van 15 januari tot
15 februari geen strafdeposito behoefde te
worden aangehouden.
Hoe veranderlijk de situatie op de geldmarkt
kan zijn, bleek in de periode van 4 januari tot
11 januari, toen de banken hals over kop een
flinke hoeveelheid voorschotten bij De Ne
derlandsche Bank moesten opnemen, on
danks het feit dat de geldhoeveelheid was in
gekrompen. Gelukkig beschikten de banken
over een behoorlijk tegoed bij De Nederland
sche Bank, anders had een nog groter be
drag aan voorschotten moeten worden opge
nomen.
De banken zaten niet alleen zo krap door de
miljoenen die ze aan de schatkist moesten
afdragen voor aankoop van schatkistpa
pier en betaling van belastinggelden, maar
ook door de verplichte terugkoop van dollars
voor een bedrag van 300 miljoen die zij drie
maanden geleden aan De Nederlandsche
Bank verkocht hadden. De verkoop van deze
dollars werkte geldmarkt-verruimend, de te
rugbetaling ervan verkrappend.
Op 12 januari waren de voorschotten al weer
voor de helft afgelost, zodat het er voor de
banken niet zo somber uitzag.
Gedurende het gehele jaar 1970 heerste er
een drukke emissie-activiteit op de kapitaal
markt. Er is voor een totaal bedrag van
f 2.995 miljoen geëmitteerd. In 1969 was dit
2.568 miljoen. Van de uitgegeven obligatie
leningen nam het rijk f 1.091 miljoen (1969:
1.320 miljoen) voor zijn rekening, de Bank
voor Nederlandsche Gemeenten en de Neder
landsche Waterschapsbank f 829 miljoen
(1969: 820 miljoen). De particuliere sector
deed een veel groter beroep op de obligatie-
markt dan in 1969: zij emitteerde in totaal
voor 1.075 miljoen (1969: 427 miljoen), waar
van de industrie 352 miljoen (1969: 100 mil
joen). Het rijk en de lagere overheid hebben
hun vraag naar kapitaal gedurende 1970 ge
deeltelijk verlegd van de open kapitaalmarkt
naar de onderhandse markt. Er was sprake
van een duidelijke voorliefde voor leningen
met een korte looptijd, in verband met de op
de markt heersende onzekerheid over de ren
te-ontwikkeling. Deze tendens kwam ook tot
uiting bij de langlopende leningen, waarvan
de looptijd veelal van 25 jaar tot 15 jaar werd
teruggebracht.
De emissies werden over het algemeen goed
ontvangen dank zij de grote buitenlandse be
langstelling die voor Nederlandse obligatie
leningen bestond. Aanvankelijk waren valu-
taire redenen (speculaties over herwaardering
van de gulden) hiervan de oorzaak, maar na
de recente rentedalingen op de eurodollar-
markt spelen rendementsoverwegingen een
overheersende rol.
81