veel mogelijk door te geven aan de nv Boe-
ren-Hypotheekbank.
De investeringsgeneigdheid in de verede-
lingssector van de landbouw was ook in 1970
nog groot, ondanks de dalende opbrengsten
in deze sector. Ook in de sector van de
glastuinbouw viel een gestegen animo om te
investeren waar te nemen, terwijl de krediet-
vraag van agrarische rechtspersonen even
eens een stijging vertoonde ten opzichte van
1969. Deze ontwikkeling betekende dat het
aandeel van de agrarische sector in de totale
voorschotverstrekkingen een geringe toene
ming te zien gaf: van 31 procent in 1969 tot
32 procent in 1970. Ook de kredietvraag uit
de middenstandssector lag op hetzelfde ni
veau als in 1969. Al met al wijkt de verdeling
van de voorschotverstrekkingen maar weinig
af van die van 1969 en 1968.
De beschreven ontwikkeling van de voor
schotverstrekkingen zal tot gevolg hebben
dat de totale verstrekkingen van de aange
sloten banken in 1970 in de buurt van de
1.200 miljoen liggen, te vergelijken met
f 1.085 miljoen in 1969 en 970 miljoen in
1968. De aflossingen op uitstaande voorschot
ten namen, als gevolg van de toeneming van
het uitstaande bedrag, eveneens toe. Ook
in procenten van de beginstand uitgedrukt
zijn de aflossingen in vergelijking met 1969
gestegen. Deze relatieve stijging was echter
maar gering; zij kan goeddeels worden ver
klaard door de hoge omloopsnelheid van de
persoonlijke leningen. In 1970 werden onge
veer 23.000 persoonlijke leningen verstrekt
voor een totaalbedrag van meer dan f 50
miljoen.
De uitstaande kredieten in rekening-courant
bewogen zich gedurende 1970 op een onge
kend hoog niveau, nadat in het voorgaande
jaar dit niveau bijzonder laag had gelegen.
Voor een belangrijk deel kon het lage niveau
in 1969 toegeschreven worden aan de gunsti
ge prijsontwikkelingen voor belangrijke ver-
edelingsprodukten van de landbouw en voor
sommige tuinbouwprodukten. Met name voor
de landbouwprodukten zijn de prijzen in het
afgelopen jaar minder gunstig geweest. Dit
vormt, te zamen met de nog steeds grote in
vesteringsgeneigdheid in de veredelingssec-
tor en ook in de glastuinbouw, de belangrijk
ste oorzaak voor de groei van het uitstaande
rekening-courantkrediet.
Te zamen met een geringe uitbreiding van de
effectenportefeuille betekende de beschre
ven ontwikkeling van de kredietverlening een
toeneming van de eigen uitzettingen in de
eerste elf maanden met 624 miljoen, te ver
gelijken met f 561 miljoen in dezelfde perio
de van 1969 en 533 miljoen in 1968. In pro
centen uitgedrukt betekent dit een groei van
respectievelijk 16, 17 en 20 procent. Per het
einde van 1970 zullen de eigen uitzettingen
van de aangesloten banken in de buurt van
4,7 miljard liggen.
De toevertrouwde middelen
In vergelijking met 1969 zijn de spaarresulta-
ten in 1970 aan de magere kant geweest. Dit
geldt niet alleen voor onze organisatie maar,
met uitzondering van de Rijkspostspaarbank,
voor alle traditionele spaarinstellingen. De
algemene teruggang van het inlegoverschot
ten opzichte van het voorafgaande jaar kan
gedeeltelijk verklaard worden door de BTW:
begin 1969 had deze een gunstige invloed op
6