een fiscaal voordeel worden behaald. De sterke loonkosteninflatie maakt het in vesteren in aandelen steeds minder aantrek kelijk. Bovendien beginnen de winstmarges van het bedrijfsleven uiterst zorgelijk te wor den. Aan de kant van het bedrijfsleven valt een verflauwing van de investeringslust te con stateren. Verwacht mag worden dat hiervan een belangrijke invloed zal uitgaan op de ver houding tussen vraag en aanbod van kapi taal; de hoge rente werd namelijk niet zozeer veroorzaakt door een tekort aan kapitaal, maar was eerder het gevolg van een grotere vraag dan aanbod. De anticipatie op een daling van de rente voet kan op zichzelf al een renteverlaging tot stand brengen. Diegenen, die geld wensen op te nemen, zullen in zo'n situatie aarzelen en wellicht wachten op de kans om goedko per te lenen dan thans mogelijk is. Ander zijds zullen zij, die nog geld willen beleggen, eerder bereid zijn haast te maken. Staatslening De jongste staatslening heeft zich, na haar ongelukkige entree, volledig hersteld. Het was duidelijk dat slechts markttechnische factoren voor de ongunstige openingskoers verantwoordelijk waren. De beroepshandel had klaarblijkelijk teveel gemanipuleerd, terwijl anderzijds de minister van Financiën het bedrag van de lening te hoog had vastgesteld. Hierdoor waren de zwakke broeders genoodzaakt hun overtol lige stukken af te stoten, wat in eerste in stantie leidde tot een disagio. Het spoedig optredende herstel bewees dat nog voldoen de vraag aanwezig was. De lening van de Nationale Investerings Bank, met een rentepercentage van 8, is sterk overtekend. Het zal bij de toewijzing een enorm probleem zijn om ieder het zijne te geven. Uit deze overweldigende belang stelling voor een relatief kleine lening, spreekt duidelijk hoe sterk op een toekoms tige rentedaling gespeculeerd wordt. De Bank voor Nederlandsche Gemeenten heeft, evenals de staat, willen profiteren van de ruimte op de kapitaalmarkt. Zij gaf daar toe een kortlopende lening uit met een loop tijd van 8 jaar, uitgiftekoers 991/2 procent, be drag f 100 miljoen, en een langlopende le ning met een looptijd van 25 jaar, bedrag 100 miljoen, uitgiftekoers 100 procent. De rente van de kortlopende lening bedraagt 7% procent, duidelijk lager dan de 8% pro cent van de kortlopende lening van augus tus jongstleden. De langlopende lening is niet tegen zo'n scherp gecalculeerde ren tevoet uitgegeven; het percentage bedraagt evenals in augustus 8%. Beide leningen zijn sterk overtekend. De twee ziekenhuisleningen die geplaatst zijn, waren geheel identiek: bedrag f 7 mil joen, looptijd 30 jaar, rente 9% procent, uit giftekoers 100 procent. De belangstelling was zeer bevredigend, zodat met interesse kan worden afgewacht of het rentepercenta ge van 9% wellicht zal dalen tot 9 procent. Of zou de lange looptijd en de meer beperk te verhandelbaarheid van dit soort leningen een verlaging van de geboden rente in de weg staan? 34

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1971 | | pagina 36