'Er een sport van maken met zo weinig moge lijk geld, zo veel mogelijk boerenleenbanken te helpen, liefst nog in de gewenste coupures'. Dit antwoordt de heer H. J. Henst, hoofd van het bureau Kas van de centrale bank, op de vraag wat de meest aantrekkelijke kant van zijn functie is. De heer Henst vierde op 1 ok tober jongstleden zijn zilveren ambtsjubileum. Vrijwel iedereen op de centrale bank kent hem en elke plaatselijke bank krijgt veelal telefo nisch met hem te maken. De heer Henst is in 1926 geboren in het plaatsje Oerle, gemeente Veldhoven. Na enige tijd werken op een zui velfabriek, kwam hij op 19-jarige leeftijd in dienst van de toen in de Dommelstraat gehuis veste centrale bank. Al vrij snel kwam hij te werken op het bureau Kas. 'Het spannendste moment van elke dag is dat waarop de kas wordt nageteld. Weliswaar krijg je in de loop der jaren een zekere feeling voor je werk; je past op dat je geen fouten maakt, maar o zo gemakkelijk vertel je je in een stapeltje bank biljetten. Het belangrijkste bij dit soort werk is: kijken, luisteren en opletten. Je moet je hoofd er voortdurend bij houden'. Eenmaal thuis bekommert de heer Henst zich niet om geld. De huishoudkas van de familie Henst wordt beheerd door mevrouw Henst, die dit doet met dezelfde feeling en nauwgezet heid als haar man. De jubilaris kijkt nauwelijks televisie. Hij houdt zich het liefst bezig met knutselen en doe-het- zelven aan zijn huis. 'Ik verveel me geen mo ment. Ook als ik ooit gepensioneerd word. Het is belangrijk nu al bezigheden te hebben, waarvan je weet dat je ze nog hebt als je op houdt met werken. Ik ben er de man niet naar voor het raam duimen te gaan zitten draaien'. Heeft de heer Henst nog idealen? 'Idealen heb ik altijd gehad en ik zal ze altijd wel blijven houden. Ik zou al blij zijn wanneer er voor 10.000 verwezenlijkt zou worden van de f 100.000 aan idealen die ik bezit. Een van mijn belangrijkste idealen is gezond te blijven, zo dat ik kan blijven werken. De mensen zouden hun tijd beter moeten benutten, zolang ze nog gezond zijn. Ze zouden meer moeten 'leven'; doorgaans worden ze geleefd'. Waaraan denkt de heer Henst het eerst als men het over zijn zilveren jubileum heeft? 'Dat ik geboft heb, dit alles te mogen beleven'. 413

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1970 | | pagina 23