een zo volledig mogelijk
Onder de factoren die onze centrale bank en
de Centrale Raiffeisen-Bank bij elkaar heb
ben gebracht, neemt de algemene concurren
tie tussen de banken een belangrijke plaats
in. Deze concurrentie is steeds scherper ge
worden; handelsbanken, coöperatieve ban
ken en spaarbanken zijn zich steeds meer op
eikaars gebied gaan begeven, de grenzen
tussen de vroeger bestaande branches zijn
vervaagd en de drie genoemde bankgroepen
bedienen op het ogenblik voor een flink deel
dezelfde categorie cliënten. Op zichzelf hoef
de dat nog niet tot een samengaan tussen
Eindhoven en Utrecht te voeren, maar er
kwam bij dat er ook steeds meer concurren
tie ontstond binnen de groep van de coöpe
ratieve banken tussen de boerenleenbanken
en de raiffeisenbanken. Beide organisaties
waren in beginsel over het gehele land ver
spreid, al hadden zij beide duidelijk hun zwaar
tepunt: de een in het zuiden en de ander in het
noorden van het land. Bij pogingen om deze
landelijke spreiding te accentueren door daad
werkelijk vestigingen in alle streken van het
land te stichten, stuitten beiden telkens op de
gevestigde belangen van eikaars organisatie
Op al deze plaatsen veranderde de bestaan
de rivaliteit in rechtstreekse concurrentie.
Velen in en buiten de organisaties voelden
dat als iets onnatuurlijks. Vooral binnen de
organisaties werd steeds meer de concrete
vraag gesteld of wij op deze manier niet van
beide kanten onze krachten aan het verspil
len waren.
Een tweede factor werd gevormd door de
ontwikkeling die gaande is in de coöpera
tieve sector als geheel. Daar doet zich al ja
ren een duidelijke bundeling van krachten
voor, die gaandeweg leidt tot de concentra
tie van verwerking en afzet van landbouw-
produkten in een beperkt aantal grote coö
peratieve ondernemingen. Men hoeft maar
te denken aan de suiker, de zuivel, de vei
lingen, om er enkele te noemen. De coöpe
ratieve banken merkten de gevolgen daar
van op het gebied van de financiering. Een
342