Hoofdtrekken van het wetsontwerp Het ingediende wetsontwerp houdt een vol ledige vestigingsregeling in. Anders dan bij de Vestigingswet Bedrijven 1954, zullen er voor de onderscheiden branches geen af zonderlijke vestigingsbesluiten meer nodig zijn als de nieuwe wet van kracht is. De struc tuur van de voorgestelde regeling vertoont verder veel overeenkomst met de bestaande wet. De nieuwe wet zal volgens het ontwerp zo veel mogelijk voor de hele detailhandel gel den. Met andere woorden: niet alleen voor dat deel, waarvoor nu al een vestigingsbe- sluit geldt, maar ook voor het grootste deel van de vrije branches, zoals de detailhandel in hobby-artikelen, kantoormeubelen en sa nitaire artikelen. Enkele uitzonderingen zijn noodzakelijk ge bleken. Een van de belangrijkste is die waar bij detailhandel in het kader van 'gemengde' ondernemingen (bijvoorbeeld ondernemin gen waarin een ambacht met verkoop wordt gecombineerd) onder bepaalde voorwaarden niet aan een vergunning gebonden zal zijn. In het genoemde voorbeeld kan de onderne mer volstaan met een vergunning voor de uit oefening van het ambacht. Volgens het wets ontwerp is voor de uitoefening van de hele detailhandel maar één vergunning nodig. Het bezit van één specifiek vakdiploma is vol doende om die vergunning te verkrijgen. In het wetsontwerp wordt geen onderscheid ge maakt tussen eisen van handelskennis en van vakbekwaamheid. Zo een splitsing zou niet goed samengaan met de geïntegreerde op leiding, die in overeenstemming met het door de Sociaal-Economische Raad uitgebrachte 368 advies wordt beoogd. De vereiste algemene kennis zal in het kader van de branchege richte vakopleiding onderwezen moeten wor den. Het einddiploma van de middelbare de tailhandelsschool zal als geldig bewijsstuk van vakbekwaamheid worden aangewezen. Met het karakter van de nieuwe wet en de aard van de te stellen eisen hangt samen, dat één vergunning voldoende is voor de in de onderneming uitgeoefende detailhandel; het ontwerp kent dus geen beheerder, die naast de bedrijfsleider aan de eisen moet voldoen en geen verplichting tot het bezit van speciale vergunningen voor filialen. Er is naar gestreefd de overgang van de oude naar de nieuwe wet met zo min mogelijk ad ministratieve rompslomp te laten verlopen. Vergunningen en ontheffingen gebaseerd op de huidige vestigingswet zullen in beginsel zonder meer bij de inwerkingtreding van de nieuwe wet geldig blijven. Voor de overige gevallen bestaat nog drie maanden na het in werking treden van de wet de mogelijkheid om een vergunning of ontheffing onder de nieuwe wet aan te vragen. Het betreft hier on der meer degenen die thans in vrije goede ren handelen en daarvoor tot dusver geen vergunning nodig hadden. Voorts zullen on dernemers die tot nu toe onrechtmatig ge vestigd zijn, in die drie maanden de gelegen heid hebben zich in het bezit te stellen van een vergunning. Zij moeten daarvoor voldoen aan de eisen van kredietwaardigheid en de- tailhandelsonderwijs volgen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1970 | | pagina 30