beroep hoeven te doen op de geldmarkt. Ver
wacht wordt dat er per saldo weinig geld uit
het buitenland zal binnenkomen, behalve als
de kapitaalinvoer van grote omvang zou wor
den. Omtrent dit laatste kan echter op lange
termijn geen gefundeerde uitspraak worden
gedaan.
Dit alles betekent dat het bankwezen de ge
hele liquiditeitsvoorziening voor zijn rekening
zal moeten nemen. Vermoedelijk mag de be
hoefte aan liquiditeiten op 35 procent van het
nationaal inkomen worden gesteld. Het natio
naal inkomen zal van 1968 tot 1973 met 45
miljard stijgen, hetgeen betekent dat in deze
periode f 16 miljard aan geld en andere liqui
diteiten nodig zal zijn. Wanneer er, onder
meer als gevolg van de verandering in de be-
taalgewoonten, minder liquiditeiten nodig zou
den zijn, lijkt een raming van 14 miljard in
plaats van f 16 miljard verantwoord. Het laat
zich aanzien dat de slechter wordende liqui
diteitspositie van het bankwezen in 1970/1971
geen belemmering zal vormen voor de nood
zakelijke kredietverstrekking. Over de ont
wikkeling na 1971 valt op dit punt minder met
zekerheid te zeggen. Wanneer mocht blijken
dat het bankwezen de uitbreiding van zijn
kredietverlening in onvoldoende mate kan re
aliseren, zal de monetaire overheid maatre
gelen moeten nemen om de banken de be
nodigde liquiditeiten te verschaffen.
Bedrijfstakanalyse
De bedrijfstakken geven een onderling zeer
verschillende groei te zien. Gerekend over
de periode 1968-1973 staan de olieraffinage
en de chemische industrie voor wat hun ex
pansie betreft boven aan de lijst met een
groei van het volume van de toegevoegde
waarde met gemiddeld 18,4 procent per jaar.
Onderaan vinden wij niet alleen de landbouw
en de voedingsmiddelenindustrie, waarvan
een uitbreiding van slechts 1,8 respectievelijk
2,5 procent per jaar wordt verwacht, maar te
vens de bouwnijverheid, die naar schatting
3 procent per jaar zal groeien.
Landbouw
Verwacht wordt dat de oppervlakte cultuur
grond in de periode 1968-1973 met 51.000
hectare zal verminderen. Deze reducering zal
vooral tot uiting komen in de akkerbouw,
waar inkrimping op weinig vruchtbare gron
den en ten koste van weinig winstgevende
gewassen plaatsvindt. Als gevolg van de stij
ging van de opbrengst per hectare zal de 8
procent areaalverkleining van de akkerbouw,
een afneming van de produktie met slechts
1,5 procent betekenen. Daarnaast wordt in een
snelle inkrimping van het aantal verouderde
boomgaarden voorzien, slechts gedeeltelijk
gecompenseerd door nieuwe inplant en een
beperkte uitbreiding van de groente- en sier
teelt. Verwacht wordt dat de glascultuur in
de tuinbouw zich zal intensiveren.
De totale stijging van de consumptie van
landbouwprodukten wordt geraamd op 12
procent, wat vooral veroorzaakt wordt door
het grotere gebruik van slachtpluimvee, bloe
men, planten en zuidvruchten. Voor wat be
treft de uitvoer wordt een groei verwacht van
de groente-export met ongeveer 18 procent,
de fruitexport met circa 5 procent en van de
sierteeltprodukten met ongeveer 20 procent.
Het in de komende jaren te bepalen EEG-
beleid zal beslissend zijn voor de Nederland
se landbouwproduktie na 1973.
364