heel tegengesteld. Voor alle drie de produk-
ten is de produktie zelfs kleiner dan de im
port, hetgeen betekent dat de zelfvoorzie
ningsgraad beneden de 50 procent ligt. Het
gevolg is dat de vergrote EEG voor wat deze
produkten betreft niet in eigen behoefte zal
kunnen voorzien, als de ondernemers ten
minste in de vergroting van de EEG geen aan
leiding zien om de produktie fors uit te brei
den. Deze situatie zal zich echter pas na eni
ge jaren voordoen, omdat de importen van
derde landen in de Vier niet in een keer ver
vangen kunnen worden door importen uit de
EEG-landen. Engeland heeft importverplich
tingen voor suiker en boter tegenover de Ge
menebest-landen. Deze gelden nog een aan
tal jaren en daarna zal Engeland zich pas ge
leidelijk hiervan los kunnen maken.
De voorzieningsgraad voor vlees geeft een
tegengesteld beeld te zien. De Zes zijn hier
bij voor wat varkens- en pluimveevlees be
treft nagenoeg self-supporting of kennen een
importbehoefte: rundvlees en schapevlees.
In de Vier daarentegen wordt van alle vlees
soorten met uitzondering van schapevlees,
meer geproduceerd dan verbruikt. Bij een sa
mengaan vult men elkaar dan ook uitstekend
aan. Een uitzondering vormt varkensvlees,
waarvan de totale produktie groter zal zijn
dan het verbruik.
Produktie-uitbreiding
Men kan zich afvragen hoe op de introductie
van het EEG-prijsniveau en de EEG-prijsver-
houdingen door de landbouwwereld van de
Vier zal worden gereageerd. Wellicht gaat
men over tot uitbreiding van de produktie en
wijzigt men de samenstelling van het produk-
tiepakket. Vooral in Denemarken en Enge
land zou deze ontwikkeling zich kunnen voor
doen.
De opbrengsten per hectare in de Deense ak
kerbouw bevinden zich op een met Neder
land vergelijkbaar niveau. Ook de veedicht
heid en de melkproduktie hebben zich goed
ontwikkeld. Dit impliceert dat er door de stij
ging van het prijsniveau geen aanzienlijke
verhoging van de stofopbrengst zal optreden.
Aangezien de prijzen voor melk- en vleespro-
dukten sterker zullen stijgen dan die voor
akkerbouwgewassen, is een wijziging in het
produktiepakket zeer wel mogelijk. Hier staat
echter tegenover, dat dan belangrijke inves
teringen nodig zijn, niet alleen voor uitbrei
ding van de veestapel en bedrijfsgebouwen
maar ook voor modernisering van de gebou
wen. De schuldpositie van de Deense land
bouw bedraagt echter momenteel ongeveer
45 procent van het totale vermogen, terwijl
ook de hoge rentevoet remmend zal werken.
Voeg daarbij dat in geen enkele grootteklas
se een netto-overschot uit de bedrijfsvoering
werd behaald en het zal duidelijk zijn dat op
korte termijn de vereiste investeringen niet
kunnen worden verwezenlijkt.
In Engeland doen zich reeds verschuivingen
voor in het produktiepakket. De oppervlakte
bouwland neemt iets toe, voornamelijk voor
de produktie van tarwe en gerst. Ook de op
brengst per hectare is de laatste jaren aan
zienlijk gestegen en ligt voor de voornaamste
graansoorten slechts weinig onder het niveau
dat in ons land wordt bereikt. De melkpro
duktie per koe ligt op een redelijk niveau. De
prijsverschillen met de EEG zijn het grootst in
de akkerbouw. In de rundveesector zijn de
bij toetreding te verwezenlijken prijsverho-
358