kunnen zijn dat beëindiging de beste oplos
sing is.
Dr. Horring legde er de nadruk op dat het
structuurbeleid moet worden gevoerd vanuit
een sterk economische basis; met andere
woorden hij zag graag per investering een
lasten- en batenanalyse opgesteld. Hij maakte
hierbij onderscheid tussen de technische en
de economische produktiviteit. Iedere inves
tering zou gericht moeten zijn op het opvoe
ren van de technische produktiviteit. Er zou
met minder arbeidsinspanning minstens zo
veel geproduceerd moeten worden als voor
heen. De huidige acht miljard gulden die de
EEG aan structuurmaatregelen besteedt, dra
gen weliswaar bij tot een verlaging van de
kostprijs van de diverse produkten: maar
wordt de bijdrage aan het nationaal inkomen
erdoor vergroot? Dit laatste zal pas het geval
zijn als de bespaarde produktiefactoren zo
wel binnen als buiten de landbouw extra pro
dukten gaan voortbrengen met een positief
gewaardeerde opbrengst tegen exportprijzen
of tegen de waarde van de vervangende im
port.
Ten aanzien van het uit produktie nemen van
landbouwgrond neemt de heer Horring een
afwijkend en opzienbarend standpunt in. Hij
acht het helemaal niet noodzakelijk dat veel
grond aan de produktie onttrokken wordt.
Zijns inziens zou de grond ook minder inten
sief gebruikt kunnen worden al naar gelang
de mogelijkheden die het prijsbeleid biedt.
Men zou best minder stikstof en krachtvoer
kunnen gebruiken, aldus de heer Horring. Een
vraag hierbij is hoe dan de zo nodige pro-
duktieverhoging, of anders gezegd de kost
prijsverlaging tot stand zal komen.
Modern structuurbeleid
Vierde gastspreker op het congres was de
heer J. Herweijer, directeur van de Cultuur
technische Dienst. Hij besteedde veel aan
dacht aan het bestemmen van landbouwgron
den voor recreatie. Omdat het structuurbeleid
goeddeels afhangt van politieke beslissingen,
valt het volgens de heer Herweijer nog moei
lijk te zeggen hoe dat beleid er voor de ko
mende jaren uit zal moeten zien. Hij verwacht
dat er de eerste tien jaar veel grond aan de
landbouw zal worden onttrokken voor onder
meer woningbouw, wegenaanleg en recreatie.
Het onttrekken van landbouwgrond zal echter
voor wat betreft de structuurhervorming in
de landbouw weinig zoden aan de dijk zetten.
De heer Herweijer vindt de grondprijzen op
dit moment veel te hoog; zij staan in een wan
verhouding tot de opbrengst van de grond.
Daarbij komt dat er 50.000 tot 100.000 gulden
extra besteed moet worden om één hectare
voor recreatie geschikt te maken. Met name
de aan grond gebonden agrarische produ
centen zouden versneld moeten afvloeien. De
'Brusselse overschotten' zouden dan slinken
en de internationale handel en de internatio
nale arbeidsverdeling zouden worden bevor
derd.
Hij pleitte voor een zodanig beleid op het ge
bied van de ruimtelijke ordening dat de boe
ren wier grond niet voor recreatie bestemd
is, geen rekening hoeven te houden met na
tuurschoon, of dat zij voor de minder doelma
tige produktiemogelijkheden, die door het on
geschonden moeten laten van het landschaps-
schoon niet doelmatig zijn, bijvoorbeeld jaar
lijks 500 gulden per hectare van de overheid
335