Mertens in op de vermindering van het aan
tal bedrijven. Op dit punt was hij het wel met
de cijfers van het Plan Mansholt eens. In de
komende 20 a 30 jaar zal het bedrijvenbestand
tot ongeveer de helft gereduceerd zijn. Vooral
de jongeren onder de beëindigers hebben een
goede begeleiding nodig in de vorm van een
verbeterde beëindigingsregeling en aange
paste omscholingsmogelijkheden. Het creëren
van passende werkgelegenheid is hierbij
een eerste vereiste. Voor de blijvers is het
noodzakelijk dat zowel de overheid als de
organisaties een klimaat scheppen, waarin het
mogelijk is een goed renderend bedrijf op te
bouwen waarin zij een redelijk bestaan kun
nen vinden.
Landbouwstructuurbeleid:
wat is het en wat zou het moeten zijn
Dr. Horring - hoogleraar aan de Landbouw
hogeschool in Wageningen - belichtte in zijn
toespraak de vraag wat we nu eigenlijk moe
ten verstaan onder structuurmaatregelen. Aan
de hand van definities die over het vrij jonge
woord zijn gevormd, komt hij tot de conclu
sie dat eigenlijk alle maatregelen binnen het
landbouwbeleid tot de structuurmaatregelen
gerekend moeten worden; zelfs het markt- en
prijsbeleid. Aan de hand van meer praktische
publikaties, zoals de memorie van toelichting
op de begroting, komt dr. Horring tot de con
clusie dat onder structuurmaatregelen moet
worden verstaan: alle maatregelen die ge
richt zijn op de aanpassing van de produktie-
omstandigheden.
De heer Horring is van mening dat de struc
tuurmaatregelen in de afgelopen jaren ver
keerd waren gericht; er is te veel de nadruk
gelegd op investeringen die de produktieca-
paciteit vergroten. Er moet gestreefd worden
naar een gezonde verdeling van de produk-
tiefactoren arbeid, kapitaal en grond tussen
de landbouw en de andere sectoren in het
economische leven. Verder dient een optima
le, niet te grote produktie tegen minimale
kosten, voor de werkers in de landbouw een
inkomen te bewerkstelligen dat te vergelij
ken is met andere sectoren. Van deze idealen
is de huidige toestand in de EEG ver verwij
derd. Gezien de bovenstaande idealen is het
niet verwonderlijk dat dr. Horring weinig moei
te heeft met de oplossing van de huidige pro
blematiek. Hij vindt dan ook dat elke aanmoe
diging ter vergroting van de produktiecapaci-
teit stopgezet dient te worden en dat de op
lossing moet worden gezocht in het markt- en
prijsbeleid; met andere woorden in prijsver
lagingen.
Dr. Horring vindt het doelmatiger dat de gel
den die momenteel voor het structuurbeleid
worden besteed, voornamelijk besteed zou
den worden als beëindigingspremies voor
met name de jonge boer en voor het schep
pen van alternatieve werkgelegenheid buiten
de landbouw. Bovendien zou de beëindigings
premie niet afhankelijk moeten zijn van de
hoeveelheid grond, maar van de financiële po
sitie van degene die de landbouw verlaat.
Louter economisch gezien is het beter twee
miljoen boeren met elk vijf hectaren te laten
afvloeien dan één miljoen met tien hectaren.
De premie blijft immers gelijk. In de discussie
werd hiertegen geageerd door onder andere
professor Maris, directeur van het Landbouw-
Economisch Instituut en de heer Mertens,
voorzitter van de KNBTB. Zij stelden dat ook
grote bedrijven zodanig slecht gestructureerd
334