middeld per bedrijf 4.000 gulden negatief en
in Noord-Limburg zelfs 6.000 gulden. Voor de
stookbedrijven waren deze cijfers een over
schot van respectievelijk ruim 14.000 gulden
en ruim 9.000 gulden.
Bij een verdeling van de onderzochte bedrij
ven naar hun hoofdprodukt blijkt, dat de groe
pen elkaar niet veel ontlopen. Wel is het zo,
dat het netto-overschot op de bedrijven met
overwegend bloementeelt groter was dan op
de bedrijven met overwegend tomaten- en
komkommerteelt, maar dit verschil is mini
maal en wat opmerkelijk is, belangrijk klei
ner dan in de voorgaande jaren. Enerzijds is
dit een gevolg van de verbeterde rentabiliteit
van de andere produkten, anderzijds staan de
uitkomsten in de bloementeelt onder toene
mende druk van de grotere concurrentie, met
name uit Italië.
Inkomen
In het berekend inkomen dat de ondernemer
uit zijn bedrijf ontvangt, kunnen drie elemen
ten worden onderscheiden. In de eerste plaats
de vergoeding voor de ingebrachte handen
arbeid, verder het netto-overschot uit het be
drijf en het verschil tussen de berekende, in
de kosten opgenomen, rente en de werkelijk
betaalde. Telt men bij dit ondernemersinko
men nog de vergoeding voor de arbeid, die
andere gezinsleden hebben ingebracht, dan
verkrijgt men het gezinsinkomen. Uit dit inko
men moeten alle privé-uitgaven, in de ruim
ste zin, worden gedaan. Tevens dienen de be
sparingen voor de financiering van eventuele
investeringen, uit dit gezinsinkomen te wor
den geput.
De hoogte van het inkomen, met name van het
ondernemersinkomen, is dus van groot be
lang voor de continuïteit van het bedrijf. Het
ondernemersinkomen per bedrijf bedroeg in
het Glasdistrict gemiddeld 28.000 gulden. In
Noord-Limburg was dit bedrag 6.000 gulden
lager. Het verschil tussen beide gebieden
wordt goeddeels verklaard door het reeds
gesignaleerde verschil in de bedrijfsresulta
ten. Hieraan is ook het grote verschil te wijten
tussen de stookbedrijven en de bedrijven met
overwegend onverwarmde glasopstanden. Bij
deze laatste groep bewoog het ondernemers
inkomen zich op een bedenkelijk laag niveau.
In het Glasdistrict was het inkomen per onder
nemer gemiddeld 15.000 gulden en in Noord-
Limburg 10.500 gulden. Hiertegenover waren
deze bedragen op de stookbedrijven respec
tievelijk 33.000 gulden en 27.000 gulden.
Spreiding
Tot nu toe hebben wij enkel het gemiddelde
bedrijf bekeken. Deze gemiddelden geven
slechts een indicatie voor de groep.
Belangrijk is echter te weten hoeveel bedrij
ven van dit gemiddelde afwijken. In het Zuid
hollands Glasdistrict was ongeveer tweeder
de van de onderzochte bedrijven winstgevend
en van de bedrijven in Noord-Limburg slechts
iets minder dan de helft. Dat de grotere bedrij
ven in het algemeen rendabeler zijn dan de
kleinere blijkt uit het feit, dat de winstgevende
bedrijven in beide gebieden respectievelijk
80 en 70 procent van de totale opbrengst voor
hun rekening namen en dus groter waren dan
het gemiddelde bedrijf. Ook hier treedt het
verschil tussen de overwegend verwarmde
bedrijven en de overige bedrijven aan de dag.
In het Glasdistrict was 74 procent van de ver-
307