RENTABILITEIT GLASTUINBOUW in de Het Landbouw-Economisch Instituut heeft vrij recent een tweetal studies gepubliceerd over de rentabiliteit in de glastuinbouw gedurende het afgelopen jaar. Het betreft bedrijven in het Zuidhollands Glasdistrict, onder te verdelen in Het Westland en De Kring, alsmede bedrij ven in Noord-Limburg. Het onderzoek strekte zich in Zuid-Holland uit over 144 bedrijven en in Limburg over 54 bedrijven. Van het totaal aantal onderzochte bedrijven was in Limburg tweederde te rangschikken onder de catego rie stookbedrijven, in het Glasdistrict was dit aantal bijna 75 procent van het totaal. Rentabiliteit De rentabiliteit van de glastuinbouw bewoog zich in de periode 1964 - 1968 op een zorgelijk niveau. In 1969 is er een kentering ten goede opgetreden. Het gemiddelde netto-overschot per bedrijf bedroeg dit jaar in het Glasdistrict 9.000 gulden en in Noord-Limburg 4.000 gul den. Dit netto-overschot is berekend als ver schil tussen opbrengsten en kosten, waarbij in de kosten geen bedrag is opgenomen als ver goeding voor het ondernemerschap. Het ver schil in uitkomst tussen de twee onderschei den gebieden wordt gedeeltelijk verklaard door het feit, dat het aantal stookbedrijven in het Glasdistrict relatief groter is dan in Noord-Limburg. Het verschil in rentabiliteit tussen de stookbe drijven en de bedrijven met onverwarmd glas is groot, niet alleen gedurende het vorige jaar, maar in bijna alle jaren van het achter ons liggende decennium. De oorzaak moet wel licht gezocht worden in de concurrentieposi tie die beide groepen bedrijven innemen ten opzichte van tuinbouwbedrijven in andere lan den. De bedrijfsuitkomsten over 1969 van de bedrijven met overwegend onverwarmd staand glas geven te denken, mede gezien de slechte resultaten in de voorgaande jaren: in het Glasdistrict was de uitkomst in 1969 ge- 306

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1970 | | pagina 24