meer toepassing vindt, is die door middel van
een telstrook. De telstrook, die met een elek
tronisch oog wordt 'gelezen', wordt ingevoerd
in een 'optische lezer'. Het blijkt ook mogelijk
gegevens vast te leggen op een magnetische
band. Deze lijkt op een geluidsband zoals die
op een taperecorder wordt gebruikt, maar zij
is breder. De snelheid waarmee de magneet
band gelezen wordt, is veel groter dan die bij
een ponskaart en een papierband. Weer een
andere vorm van magnetisch geheugen is het
'schijvengeheugen'; een aantal boven elkaar
gemonteerde schijven, waarbij aan elke kant
van de schijven gegevens kunnen worden
vastgelegd. Zo'n magnetische schijf is te ver
gelijken met een grammofoonplaat. In de
ruimten tussen de boven elkaar gemonteerde
schijven, bewegen de armen van een naast
het pakket 'platen' gemonteerde kam, die ho
rizontaal zo kan bewegen dat de armen diep
of minder diep tussen de platen steken. Aan
het uiteinde van elke arm of 'tand' zijn twee
lees- en schrijfkopjes bevestigd (men zou ze
kunnen vergelijken met pick-up-naalden), één
voor de plaat boven en één voor de plaat on
der de desbetreffende tand.
Het bijzondere van het schijvenpakket is, dat
het te vergelijken is met een boek, waarin de
computer naar believen kan bladeren en zoe
ken. Wil men bij de magneetband iets opzoe
ken in het midden, dan moet de band half
worden afgespoeld voor het gewenste gege
ven is gevonden. Bij een schijvenpakket is dit
direct op te slaan.
Bij al deze invoermedia: de ponskaart, de
ponsband, de telstrook, de magnetische band
en de magnetische schijf, dient men te beden
ken dat ze alle zowel 'beschreven' als 'gele
zen' kunnen worden.
Verwerking
Het eigenlijke werk - van invoer uitvoer ma
ken - gebeurt in de centrale verwerkingseen
heid. Dit deel van de gehele computerinstalla
tie (de centrale verwerkingseenheid met daar
omheen de randapparatuur), verricht de op
tellingen en aftrekkingen, de vermenigvuldi
gingen en de delingen en spoort eventuele
fouten op. De centrale verwerkingseenheid
beschikt over een drietal organen. Het eerste
is het 'geheugen'waarin de ingevoerde infor
matie wordt overgebracht, de tussenresulta
ten worden vastgehouden, de eindresultaten
voor uitvoer gereed worden gemaakt en het
programma is opgenomen waarop de compu
ter moet werken. Het tweede orgaan is de 'be
sturingseenheid', die het programma nauwge
zet volgt en op het juiste moment de in- en uit-
voerorganen start, de interne verwerking re
gelt enzovoort. Het derde is een 'rekenmachi
ne', die gekoppeld is aan de besturingseen
heid, en die de gegevens waarmee gewerkt
wordt, uit het geheugen haalt en de eindre
sultaten erin terug plaatst.
Uitvoer
Het uitvoeren van de computerresultaten ge
beurt met dezelfde soort media als waarmee
de computer gevoed wordt. Ook de uitvoer-
organen leggen de resultaten van allerlei be
rekeningen en opdrachten vast op ponskaar
ten, ponsbanden, telstroken, magneetbanden
en magneetschijven; media van waaraf de
computertaal weer wordt omgezet in voor de
mens begrijpelijke informatie. Dat omzetten
in 'menselijke taal' gebeurt door afdrukeen-
heden: apparaten die razend snel woorden,
300