gebruik van het giraal geld zullen ertoe lei den, dat het aantal rekeninghouders bij de banken een grote groei zal blijven vertonen. Meer rekeninghouders betekent meer trans acties. En naast de bestaande activiteiten zul len de banken nieuwe activiteiten gaan ont plooien, bijvoorbeeld op het gebied van het vermogensbeheer, voorlichting aan cliënten met name op beleggingsgebied en in het aan bieden van diensten op het gebied van admi nistratie van bedrijven en van zelfstandigen, waarbij samenwerking met anderen voor de hand ligt. De opbouw van het personeelsbestand zal de invloed van deze ontwikkeling ondervinden. De verwerking van de administratie en docu mentatie zal meer en meer door computers worden overgenomen. Dit heeft tot gevolg, dat de relatieve omvang van het uitvoerend personeel, dat met de administratie is belast, in de toekomst zal dalen. De uitbreiding van het dienstenpakket en het steeds meer kapi taalintensief worden van de apparatuur zal daarentegen een toeneming van het stafper soneel en het baliepersoneel meebrengen. De kantoren van de banken zullen zich kun nen concentreren op commerciële activitei ten, waarmee bij de personeelsbezetting ter dege rekening zal dienen te worden gehou den. Bedrijfsresultaten Bij het licht van de geschetste ontwikkeling kunnen de resultaten over 1969 van onze or ganisatie als geheel positief worden beoor deeld. Toch hebben wij ons gedurende het verslagjaar wel eens zorgen gemaakt over de rentabiliteit van de aangesloten banken. In derdaad geeft de kostenstijging reden tot zorgen. Uitgedrukt in een percentage van de gemiddelde balanstotalen van 1968 en 1969 geeft de rente- en provisiemarge een stijging te zien van 1,82 tot 1,93 procent, dit is met 0,11 procent. Daartegenover stegen in dezelfde periode de bedrijfskosten, eveneens uitge drukt in een percentage van de gemiddelde balanstotalen van 1,26 tot 1,48 procent; dit is een stijging met 0,22 procent. Desondanks blijft het winstsaldo voor de totaliteit van de aangesloten boerenleenbanken ruim op peil, het laat zelfs nog een kleine verbetering zien: de bruto-winst van de gezamenlijke boeren leenbanken steeg van 28 miljoen tot bijna 31 miljoen. Dat danken wij geheel aan de sterke stijging van de toevertrouwde gelden in het verslagjaar met bijna f 1 miljard en de hoge eigen uitzettingsgraad, die de aangeslo ten banken hebben bereikt. Daardoor was de stijging van de rente- en provisiewinst in ab solute bedragen nog iets hoger dan de stij ging van de bedrijfskosten. Het netto-winst cijfer van de aangesloten banken geeft als gevolg daarvan, onder aftrek van de verschul digde belastingen en na toevoeging van re serves, een verbetering te zien van ongeveer 1,5 miljoen. Ook bij de centrale boerenleenbank was het bedrijfsresultaat iets gunstiger dan in 1968. Indien men alles bij elkaar telt blijkt dat de netto-winst, die praktisch geheel in eigen be drijf wordt gehouden, plus de toevoeging aan de reserves bij boerenleenbanken en centra le bank samen in 1968 een bedrag van 29,4 miljoen beloopt en in 1969 een bedrag van f 32,3 miljoen. Een stijging derhalve met bij na 3 miljoen. 256

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1970 | | pagina 34