nwerking
spraak van de aangesloten banken in het be
leid van de centrale bank.
als door de degelijker voorbereiding, die door
middel van de kringvergaderingen en kring-
bestuursvergaderingen plaatsvindt.
Wij voelen ons bijzonder gelukkig met deze
ontwikkeling. Een organisatie als de onze kan
immers alleen vruchtbaar werken, als zij ge
dragen wordt door de zelfwerkzaamheid van
de plaatselijke banken, hun beheerders, direc
teuren en personeel. De kringvergaderingen
monden uit in de centrale kringvergadering,
waar de kringbesturen aan deelnemen. Het is
al duidelijk gebleken, dat deze centrale kring
vergaderingen een zeer nuttige functie ver
vullen in het geheel en dat de daarin gemaakte
opmerkingen op diverse punten hebben ge
leid tot initiatieven of tot wijzigingen in be
staande voornemens bij de centrale bank. Al
les bij elkaar genomen kunnen wij zeer tevre
den zijn over deze opbouw van onderaf, die,
overeenkomstig de resolutie van twee jaar ge
leden, gestalte geeft aan de verbeterde in-
Vestigingsregeling
Verreweg het belangrijkste voorstel op deze
vergadering is zonder twijfel de vestigingsre
geling. Door middel hiervan trachten wij te ko
men tot samenwerking op het gebied van de
vestigingen van plaatselijke banken met de
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank. Er is
voor mij eigenlijk weinig toe te voegen aan al
hetgeen gezegd en geschreven is in de voor
bereidende fase van de voorgestelde vesti
gingsregeling.
Op de gehouden kringvergaderingen en op de
centrale kringvergadering zijn deze voorstel
len uitvoerig toegelicht en besproken. Ook bij
het desbetreffende agendapunt voor deze ver
gadering is een toelichting toegevoegd. Ik kan
daarom kort zijn.
In mijn inleiding op de algemene vergadering
van onze bank in 1967 heb ik gesteld, dat een
vestigingsregeling voor plaatselijke banken
tussen Utrecht en Eindhoven zeer gewenst
moest worden geacht en dat wij gaarne bereid
waren aan het tot stand komen van zo'n rege
ling mede te werken. Zoals bekend is enige
tijd later een commissie ingesteld, die tot taak
kreeg te trachten door overleg meer coördina
tie tot stand te brengen in het vestigingsbeleid
van plaatselijke banken. Deze commissie heeft
ongetwijfeld nuttig gewerkt, maar een bevre
digende oplossing kon op deze wijze toch niet
worden bereikt. De ervaring in de commissie
van overleg heeft geleerd, dat een goede ves
tigingsregeling alleen effectief is, als de plaat
selijke banken daaraan gebonden zijn en de
uitvoering ervan geschiedt in gemeenschap
pelijk overleg tussen de twee centrale banken.
233