vastgelegde norm van de toelaatbare krediet
expansie niet overschreden.
Na 15 september hadden de banken - in vier
achtereenvolgende maanden - renteloze straf-
deposito's moeten aanhouden van respectie
velijk 144, 255, 282 en 107 miljoen gulden,
verplichtingen die sterk verkrappend voor de
geldmarkt werkten. Voor de komende maan
den zal dit zwaard echter steeds boven de
markt blijven hangen, aangezien het krediet-
restrictiebeleid door de Nederlandsche Bank
zal worden voortgezet.
Schatkistpapier
Tot eind januari is in de post schatkistpapier
hoegenaamd geen verandering gekomen. Vol
gens de laatste weekstaat van 1969 beliep het
totaal aan bij de Nederlandsche Bank onder
gebracht schatkistpapier 5.852 miljoen gulden,
terwijl het op 26 januari 5.847 miljoen gulden
bedroeg. Dit ondanks de aflossingen die het
rijk voor circa 240 miljoen gulden hierop moest
doen in het begin van januari. De staat bracht
echter voor circa 250 miljoen gulden aan pro
messen bij de Nederlandsche Bank onder. Met
de Nederlandsche Bank is namelijk een over
eenkomst gesloten waarbij de staat ter herfi
nanciering van guldenstrekkingen op het Inter
nationale Monetaire Fonds, schatkistpapier
mag onderbrengen.
Op 29 januari werden de tarieven verhoogd
door de Agent van het ministerie van Finan
ciën. De elf-maandspromessen werden ver
vangen door negen-maands-, vervallende in
september. Het discontopercentage werd ge
handhaafd op 6 procent uitkomend op een ren
dement van 6,28 procent. De prijzen van drie-
en vijf-jaarsbiljetten werden elk met een half
procent verhoogd naar 7% en 7'/2 procent.
Dat deze percentages beter in de markt lagen
bleek uit de belangstelling die meteen daarop
volgde.
Kapitaalmarkt
Het nieuwe jaar werd ingeluid met een dubbe
le emissie-aankondiging door de staat. De
middellange en langlopende lening, beide a 8
procent. De middellange lening zou een loop
tijd krijgen van 7 jaar. De uitgifte zou geschie
den tegen een koers van 100 procent. De
aflossing werd bepaald in twee termijnen:
per 15 februari van het zesde en zevende
jaar. De langlopende lening, met een looptijd
van maximaal 25 jaar, zou uitgegeven wor
den a 99 procent. De aflossingsvoorwaarden
van deze lening waren zoals voor dit soort
leningen gebruikelijk is. De inschrijving zou
openstaan op 28 januari, de storting was
vastgesteld per 20 februari. Het bedrag van
beide leningen zou pas na sluiting van de
inschrijving worden vastgesteld, waarmee
het rijk aan de ene kant het majoreren be
perkte en aan de andere kant de mogelijk
heid openhield om - bij welslagen - een forse
greep op de kapitaalmarktmiddelen te kun
nen doen. Over het succes van deze emissie
waren de stemmen vooraf zeer verdeeld. De
voorwaarden waren aan de krappe kant ge
houden en het zou vooral de buitenlandse
vraag zijn, die de emissie zou moeten doen
slagen.
Laatste beroep
In oktober 1969 deed de staat het laatste be
roep op de openbare kapitaalmarkt. Ook toen
kwam het rijk uit met een dubbele emissie, ook
beide met een rente van 8 procent; een 7-
80