langrijke rol. Ook in de laatste maanden van
1969 is de vraag naar woningbouwleningen op
een hoog niveau gebleven. Om stagnatie in de
woningbouw te voorkomen heeft de regering
besloten de gunstige subsidieregeling die op
1 januari 1970 van kracht zal worden ook toe te
passen voor de subsidie-aanvragen die na 1
oktober 1969 binnenkomen of worden toege
wezen. De nieuwe regeling betekent een aan
passing aan de gestegen rente- en bouwkos
ten. Mede daarom moet ook voor 1970 op een
grote vraag naar woningbouwleningen wor
den gerekend.
Of altijd aan die vraag zal kunnen worden vol
daan is in belangrijke mate afhankelijk van de
middelenaanwas. Doordat deze in het afgelo
pen jaar zo sterk is toegenomen, hebben de
per 1 januari 1969 van kracht geworden kre-
dietbeperkende maatregelen van de Neder-
landsche Bank tot nu toe de groei van onze
uitzettingen nauwelijks afgeremd. Voor het
eerste kwartaal van 1970 zijn de vooruitzich
ten wat dat betreft evenmin ongunstig. De in
terne liquiditeitsregeling heeft wel enigermate
een beperkende invloed op de uitzettingen
uitgeoefend. De explosieve groei van de uit
zettingen in de afgelopen twee jaar heeft voor
al bij de stadsbanken en de banken op het
verstedelijkt platteland de liquiditeitsruimte
sterk doen verminderen; op het ogenblik is bij
veel banken de grens bereikt. Voor de renta
biliteit van die banken is dat overigens een
gunstige ontwikkeling.
De agrarische sector nam in de eerste tien
maanden van 1969 voor 272 miljoen nieuwe
voorschotten (vaste leningen) op, te vergelij
ken met f 215 miljoen in 1968. Daardoor nam
ook het aandeel van de agrarische sector in de
totale kredietvraag weer enigszins toe: 31 pro
cent in 1969 tegen 30 procent in 1968. De stij
ging van het opgenomen bedrag zien wij voor
al als een gevolg van de toegenomen investe
ringen in de veredelingssector op de gemeng
de en gespecialiseerde bedrijven. De krediet-
vraag van tuinders is op hetzelfde niveau ge
bleven. Het aandeel van de woningfinancie
ring (inclusief woningen van boeren en tuin
ders) was, evenals in 1968, 47 procent; in 1967
was het nog maar 36 procent.
De beschreven ontwikkeling van de uitzettin
gen zal tot gevolg hebben dat de gezamen
lijke boerenleenbanken in 1969 voor het eerst
in één jaar tijd voor meer dan f 1 miljard nieu
we voorschotten verstrekken: de totale ver
strekkingen zullen in de buurt van f 1.085 mil
joen liggen, tegen 980 miljoen in 1968 en
f 600 miljoen in 1967.
De aflossingen op uitstaande voorschotten
namen eveneens toe, ook relatief. Naast de
invloed van de persoonlijke leningen met hun
grote omloopsnelheid spelen hierbij de niet
ongunstige financiële resultaten bij belang
rijke onderdelen van de agrarische sector een
rol. De toeneming van de uitstaande voor
schotten zal over het gehele jaar ongeveer
f 560 miljoen belopen; te vergelijken met f 572
miljoen in 1968.
In de eerste elf maanden van 1969 werden
nieuwe kredieten in rekening-courant geopend
tot een bedrag van 113 miljoen. Over voor
gaande jaren zijn hiervan geen cijfers beschik
baar. De uitstaande kredieten vertoonden in
de verslagperiode een teruggang met 27 mil
joen. In 1968 daalden zij in dezelfde periode
met f 18 miljoen en in de eerste elf maanden
van 1967 met f 8 miljoen. De extra daling van
5