laatste twee maanden gaven de belastingbe
talingen weer meer dan voldoende ruimte aan
's rijks schatkist.
Het uitstaande schatkistpapier daalde per sal
do van 6.258 miljoen gulden ultimo 1968 naar
5.852 miljoen gulden per eind 1969.
Ook al werden de rentetarieven van de bij de
Agent verkrijgbaar zijnde biljetten en pro
messen herhaaldelijk gewijzigd, toch vond de
ze beleggingsvorm maar een geringe aftrek.
Enerzijds vanwege het gebrek aan beleggings
middelen, anderzijds vanwege de weinig con
currerende rente in vergelijking met andere
binnen- of buitenlandse korte-termijn-beleg-
gingsmogelijkheden.
Kapitaalmarkt
De situatie op de kapitaalmarkt is gedurende
het afgelopen jaar zeer gespannen geweest.
De kapitaalvragers kwamen slechts aan hun
trekken tegen steeds stijgende emissievoor-
waarden. Medio december 1968 kon de staat
nog - zij het met moeite - 225 miljoen gul
den bemachtigen tegen een rente van 61/2
procent en een koers van 99 procent. Deze
voorwaarden waren in 1969 niet meer haal
baar.
In februari kon de staat door middel van een
emissie 350 miljoen gulden uit de markt nemen
op basis van 7 procent tegen een koers van
100 procent. De emissie verliep gunstig; de
inschrijvingen op het van te voren niet be
kendgemaakte emissiebedrag werden voor
slechts 25 procent toegewezen.
Enkele maanden later - op 19 juni - werd 250
miljoen gulden aan obligaties pari uitgege
ven tegen 71/2 procent. Op 20 oktober stond
een dubbele obligatieuitgifte open, te weten
een 7-jarige en een 25-jarige lening, beide
tegen een rente van 8 procent. De emissie-
koersen werden bepaald op respectievelijk
100 en 981/2 procent. De emissiebedragen wer
den vooraf niet bekendgemaakt. Vooral voor
de kortlopende lening bestond een uitermate
grote belangstelling. Deze werd op 300 mil
joen gulden vastgesteld. De lening met lange
looptijd werd op 200 miljoen gulden bepaald.
In totaal had het rijk hiermee in 1969 op de
open kapitaalmarkt 1.100 miljoen gulden we
ten te bemachtigen, tegen rentetarieven oplo
pend van 7 tot 8 procent.
Zo verging het ook de Bank voor Nederland-
sche Gemeenten, die in 1969 voor 900 miljoen
gulden aan obligatieleningen uitgaf. Ook deze
emittent startte met een obligatierente van 7
procent en eindigde op het 8 procentsniveau.
De vele ziekenhuisleningen die in 1969 werden
uitgegeven bewogen zich op een nog hoger
niveau. Langzaamaan stegen de voorwaar
den voor deze leningen van 71/2 procent naar
uiteindelijk 8% procent, waarbij goede uitsla
gen werden afgewisseld met minder gunstige
tot zelfs enkele mislukkingen.
Gedurende de laatste maanden zijn diverse
banken met emissies van obligaties met korte
looptijden op de markt gekomen teneinde op
deze wijze de zo nodige middelen te kunnen
bemachtigen. De renten van deze leningen be
wogen zich rond 8 en 8% procent.
Ook de hypotheekbanken konden slechts te
gen dure voorwaarden de nodige middelen in
de vorm van pandbriefuitgiften vergaren.
Uit een en ander blijkt wel dat de kapitaal
markt in het afgelopen jaar uiterst krap is ge
weest. Aan een voorspelling voor de toekomst
wagen wij ons nog niet, vanwege de vele bin
nen- en buitenlandse factoren, waarvan de ka
pitaalmarkt afhankelijk is.
44