Ook de research zal meer op de praktijk ge richt dienen te zijn. Men denkt hierbij aan het door de overheid bevorderen van branchege- wijze structuuronderzoekingen en regionaal gerichte onderzoekingen waarop het beleid gebaseerd zou kunnen worden. De vestigingswet Sinds 1960 hebben we een geleidelijke ver soepeling kunnen waarnemen in het vesti gingsbeleid. Tot dan toe stemde men dit be leid af op de wensen van de detailhandel zelf. Door ontwikkelingen in de detailhandel is de vestigingswetgeving van een zegen tot een belemmering geworden. Daarom wordt nu bij het tegen elkaar afwegen van de voor- en nadelen van één vestigingsregeling voor het gehele midden- en kleinbedrijf, meer gewicht toegekend aan het feit dat de betrokken ondernemer een zeker niveau van bedrijfs uitoefening heeft. In verband met het SER-ad- vies, dat unaniem instemt met het stelsel waarbij voor de uitoefening van de detailhan del nog slechts een vergunning per onderne mer vereist zal zijn, zegt de staatssecretaris dit advies te willen opvolgen op basis van het huidige opleidingsstelsel. Bij assortimentsuit breiding zullen de opleidingen zich bij deze ontwikkeling aanpassen. Het verschil tussen de branche-opleidingen zal hierdoor vervagen. Tevens zal de overheid een integratie bevor deren van de handelskennisopleiding met de vakbekwaamheidsopleiding. Ook voor het am bacht zal op beperkte schaal en op bepaalde gebieden meer ruimte gemaakt kunnen wor den voor parallellisatie, bijvoorbeeld door sa menvoeging van de regelingen voor bepaalde ambachtsbedrijven, zoals het automobiel- en het carrosseriebedrijf en het schilders- en stu- cadoorsbedrijf. Garantiekredietverleningen De staatssecretaris is van mening dat de ga rantiekredietverlening voldoende mogelijkhe den blijkt te bevatten om in alle in aanmerking komende gevallen hulp te bieden. Het huidige garantiekredietsysteem is door de voortdu rende aanpassing aan de dynamische ontwik keling in het bedrijfsleven nogal ondoorzich tig geworden. Het is zeer de vraag of de motie ven, die destijds golden voor de inschakeling van verschillende instituten (onder andere de waarborginstituten) bij de behandeling van de garantiekredieten, ook nu nog in volle om vang gelden. Rol Nederlandsche Middenstandsbank De nota gaat ook uitvoerig in op de vraag van boerenleenbanken en handelsbanken of er niet een einde moet komen aan de monopolie positie van de Middenstandsbank, die volgens de banken concurrentievervalsend werkt. In 1927 is aan deze bank een overwegende en nagenoeg exclusieve rol bij de garantiekre dietverlening toegekend, hetgeen onder an dere blijkt uit het feit dat de Middenstands bank 95 procent van het kredietbedrag voor haar rekening neemt. Haar sterke groei moet niet alleen aan deze garantiekredietverlening worden toegeschreven, maar ook aan het feit dat in de sector waarin de bank werkzaam is, een vergroting van de bedrijfsomvang heeft plaatsgevonden. Niettemin zegt de staatssecretaris alle begrip te hebben voor de bezwaren waaraan hij te- 20

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1970 | | pagina 22