Van hier De Duitse landbouw De in oktober gehouden ministerraad van de EEG is tot overeenstemming gekomen over een aantal beginselen ter oplossing van de problemen die zich op landbouwgebied voor deden door de revaluatie van de Duitse mark. Men was het er snel over eens dat de land- bouwrekeneenheid ongewijzigd moest worden gehandhaafd. Dit betekende dat de Duitse landbouwmarkt niet zou worden geïsoleerd, zoals de Franse markt na de devaluatie van de frank. De revaluatie van de mark komt de Duit se boeren op een inkomensverlies te staan van om en nabij de 1,7 miljard mark. Duits- lands EEG-partners waren niet tot financiële offers bereid. Zij meenden dat de Bondsrepu bliek de lasten van de revaluatie zelf moest dragen. Tenslotte kwam een compromis tot stand dat de Bondsrepubliek machtigde nog gedurende zes weken tot en met 8 december de interven tieprijzen of de inkoopprijzen van basisproduk- ten te verhogen met 8,5 procent, om zo een im portheffing te leggen op landbouwprodukten met een percentage gelijk aan dat van de de valuatie en om exportsubsidies te geven van gelijke hoogte. In de tussentijd zou men in de bondsregering tot overeenstemming moeten komen over een verhoging van de BTW op landbouwprodukten van 5 naar 8 procent. De ze verhoging, die ten hoogste drie jaar zal mo gen gelden moet ongeveer 800 miljoen mark opbrengen, en kan op twee manieren worden uitgevoerd. Het volle bedrag kan, in de vorm van een prijsverhoging, ten laste van de con sument worden gebracht, terwijl daarnaast zo danig met de BTW gemanipuleerd zou kunnen worden dat een aan het produkt gebonden steun wordt verkregen. In deze laatste metho de schuilt echter het gevaar van concurrentie vervalsing. Het restantverlies van de Duitse boeren zal worden gecompenseerd door het voordeel dat het gemeenschappelijke landbouwfonds heeft door de devaluatie van de Franse frank, over te dragen aan de Bondsrepubliek. Het eerste jaar is dit 360, het tweede jaar 180 mil joen mark. Na deze twee jaar mag de Bonds republiek haar landbouw niet meer met eigen middelen steunen; wel kan zij ten behoeve van de boerenstand sociale en structurele maatregelen nemen. Het is West-Duitsland wel toegestaan een in komensbijslag te geven ten bedrage van één procent van het prijspeil van de agrarische produkten. In het totaal is deze bijslag gelijk aan het bedrag dat Duitsland minder bijdraagt aan het landbouwfonds, als gevolg van de re valuatie. De mark is immers in verhouding tot de Europese rekeneenheid meer waard gewor den. De verliezen van de Duitse boeren wor den echter niet geheel opgevangen. In het eerste jaar wordt van de 8,5 procent waarde stijging 6 procent vergoed, in het tweede jaar slechts 4 procent. 580

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 34