MILJOENENNOTA
1970
Telkenjare opnieuw weerspiegelt zich de groei
van het economische leven in ons land in de
miljoenennota, die de minister van Financiën
op de derde dinsdag van september voorlegt
aan de Tweede Kamer. Dit jaar legde minister
Witteveen een lijvige nota voor - het stuk telt
166 pagina's met diverse diepgaande analyses
van het economische leven - waaruit blijkt dat
de regering voor het jaar 1970 een totaal aan
uitgaven verwacht van 28.965 miljoen gulden.
Van dit bedrag verwacht de overheid 26.772
miljoen gulden te ontvangen aan belasting
gelden en andere rijksinkomsten, zodat per
saldo een begrotingstekort resteert van 2.193
miljoen gulden. Het genoemde uitgaventotaal
betekent een verdubbeling tegenover het jaar
1964.
Het begrotingstekort van bijna 2,2 miljard gul
den ligt vrij wat lager dan de tekorten in de
begrotingsjaren 1968 en 1969. Het tekort be
liep in die jaren uiteindelijk meer dan drie mil
jard gulden, en daarmee overtrof het begro
tingstekort over het nog lopende jaar de oor
spronkelijk opgestelde raming aanzienlijk. Zo
wel een stijging van de uitgaven als een te
genvallen van de belastingontvangsten heb
ben tot dit nadelige verschil bijgedragen.
Te oordelen naar de daadwerkelijk in 1970 val
lende ontvangsten en betalingen - dat wil zeg
gen op kasbasis - zal het rijk echter in het ko
mende jaar een tekort hebben te verwachten
van ongeveer 2.450 miljoen gulden. Het is im
mers te voorzien dat de kasontvangsten enigs
zins vertraagd zullen binnenkomen. Het daar
uit in 1970 ontstane verschil wordt door de
minister geschat op 200 miljoen gulden, boven
dien zal dit tekort door een overeenkomstige
vertraging in de ontvangsten ten gunste van
het Gemeentefonds met nog 50 miljoen gul
den worden vergroot.
Het rijk zal voor dit kastekort in 1970 moeten
lenen. Het zal genoemd totaalbedrag ten dele
moeten onttrekken aan de onderhandse markt,
door voor 1,6 miljard gulden op te nemen bij
de Rijksfondsen, ten dele echter zal de over
heid in 1970 leningen moeten plaatsen op de
open kapitaalmarkt en wel voor een bedrag
van 850 miljoen gulden. Een dergelijk beroep
op de publieke kapitaalmarkt heeft uiteraard
een verkrappende werking en het is daarom,
vooral bij de in ons land reeds bestaande
kapitaalschaarste, van groot belang dat ge
noemd bedrag van 850 miljoen gulden meer
dan een half miljard gulden lager ligt dan het
485