de president, twee directeuren en de secre
taris. Tevoren hadden vier beambten zich be
ziggehouden met het calligraferen van het be
drag, in letters en cijfers, de datum en het
nummer. Zo stonden er acht handtekeningen
op elk biljet!
Het publiek had lange tijd wantrouwend
gestaan tegenover deze eerste Nederlandse
bankbiljetten. In hoeverre immers was dit pa
piergeld door muntwaarde gedekt? Pas in
1847 verscheen een koninklijk besluit dat de
verhouding papier/specie stelde op 250/100
gulden.
Reeds in 1816 overleed president Hogguer.
Van de vijf directieleden uit 1814 volgden er
hem in successie vier op. In 1844 nam het laat
ste lid uit de eerste directie afscheid als pre
sident. De Bank onderging in 1849 een ver
jonging met de komst van de 35-jarige secre
taris mr. W.C. Mees, die in 1863 president
werd. Gedurende zijn zittingsperiode versche
nen naast de bankbiljetten, de eerste muntbil
jetten, en kreeg de Nederlandsche Bank krach
tens de Bankwet 1863 de officiële naam: de
Nederlandsche Bank nv. Overigens kregen
de bankbiljetten van de Bank pas in 1904 de
status van wettig betaalmiddel. Door deze
Bankwet werd de plaatsing in de Staatscou
rant verplicht gesteld van een verkorte balans,
niet zoals voorgesteld minstens éénmaal 's
maands, maar op verzoek van de Tweede Ka
mer éénmaal 's weeks. 'Een en ander' zo licht
te de minister toe, 'is in alle opzigten nuttig, om
zoo de bankdirectie van elke onvoorzichtigheid
te weerhouden, als om de verkeerde opvat
tingen, waartoe het geheim zoo ligtelijk aan
leiding geeft, te voorkomen'.
De Bankwet 1918 bepaalde de thans nog van
kracht zijnde directiesamenstelling: een pre
sident, een secretaris en minstens twee direc
teuren, belast met een volledige dagtaak. De
zelfde wet maakt het de Bank mogelijk, met
goedkeuring van de Kroon, in het algemeen
belang andere dan in de Bankwet genoemde
werkzaamheden te verrichten. Pas in 1930
werd van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Tijdens de periode tussen de twee wereldoor
logen onderging de Bank als kredietinstelling
een ingrijpende wijziging. De concentratie in
en de uitbreiding van het handelsbankwezen
alsmede de grote vlucht die het landbouwkre
dietwezen nam, leidden ertoe dat de directe
kredietgeving van de Bank aan het bedrijfs
leven zienderogen terugliep en uiteindelijk ge
heel verdween. Deze functies hadden elk van
beide groepen banken overgenomen. De bank
werd zo in de volle zin van het woord 'ban
kers bank'.
Ter illustratie van de situatie van de Neder
landsche Bank tijdens de laatste oorlog kun
nen wij volstaan met een citaat uit een publica
tie van mr. A.M. de Jong, historicus van de
Bank: 'Tijdens de Duitse bezetting van Ne
derland werd de Nederlandsche Bank noodge
dwongen de instantie, door welker tussen
komst het leegplunderen van het land in hoofd
zaak zijn beslag kreeg. Achteraf beschouwd is
dit waarschijnlijk voor de Nederlandse huis
houding een geluk bij een ongeluk geweest,
521